Restwarmte Rotterdamse haven geschikt voor glastuinbouw

Rotterdam 26.07.2022 – In de Rotterdamse haven is veel potentieel aan lage temperatuur restwarmte om onder andere de gebouwde omgeving en de glastuinbouw te verduurzamen en het aardgasverbruik te verminderen.


Wel moet een aantal belangrijke knelpunten worden weggenomen. Dit blijkt uit een ‘quickscan’ studie van Royal Haskoning DHV.

Restwarmte met een temperatuur van minder dan 100 °C is moeilijk te gebruiken in de industrie en gaat nu nog vaak verloren. Uit de quickscan, die werd uitgevoerd in opdracht van Havenbedrijf Rotterdam, Invest NL, Evides Industriewater en Shell Nederland, blijkt dat deze lage temperatuur warmte interessant kan zijn voor de verwarming van gebouwen en/of glastuinbouw door middel van een warmtenet.

In de quickscan is naar twee warmtebronnen in het Rotterdamse havengebied gekeken:

– Het effluent (gezuiverde water) van een waterzuiveringsinstallatie (WZI) op het terrein van Shell Pernis. Dit is een bron met een hoog volume en een constante temperatuur van 20°C. Met behulp van een warmtepomp kan dit zorgen voor een constante aanvoer van warmte op voldoende temperatuur.

– Koelwater van de toekomstige elektrolysers voor de productie van groene waterstof op de Maasvlakte. Op de Maasvlakte komen verschillende groene waterstoffabrieken. De beschikbare restwarmte hieruit varieert omdat de elektrolysers met name draaien op de stroomproductie van de offshore windparken en die is afhankelijk van de wind.

De quickscan laat zien dat uit beide bronnen warmte in ruime mate beschikbaar is. In de studie zijn vijf warmteafzet concepten bekeken en twee in meer detail uitgewerkt: inzet in de bebouwde omgeving en inzet in kassen. Om de warmte uit het effluent doelmatig te kunnen gebruiken voor verwarming van de bebouwde omgeving moeten warmtepompen worden ingezet. De warmte van de toekomstige electrolysers kan zonder warmtepomp direct aan de kassen in het Westland geleverd worden.

Drempels en aanbevelingen
Een belangrijke drempel voor de ontwikkeling van restwarmteprojecten is dat het moeilijk is om de vraag de garanderen (het vollooprisico). Volgens de onderzoekers kan een garantiefonds voor projectontwikkelingsfase, een publiek ontwikkelbedrijf of duidelijkheid over het einde van aardgasnetten in woonwijken hier mogelijk oplossing bieden.

Een ander belangrijk risico is de onrendabele top. Daarom adviseren de onderzoekers dat de door het kabinet beoogde ‘hekjes’ voor de SDE++ regeling zo worden ingericht dat ook aanvragen voor lage temperatuur restwarmte voldoende kans maken op subsidie.

Aanvullend op de uitkomsten van de quickscan willen de opdrachtgevers ook meegeven dat de efficiënte inzet van restwarmte vraagt om strategisch lange-termijn beleid waarbij niet alleen op projectbasis, maar ook op regionaal niveau naar de aanleg van warmtenetten wordt gekeken.

Mede daarom speelt gebruik van restwarmte een belangrijke rol in de verdere ontwikkeling van de Regionale Energiestrategie (RES) Rotterdam Den Haag en in de Cluster Energiestrategie (CES) Rotterdam-Moerdijk. Ook zal het Havenbedrijf Rotterdam een aanvullende haalbaarheidsstudie uitvoeren voor de integrale inzet van restwarmte uit geplande duurzame bronnen in het Westelijk havengebied, zoals de productie van groene waterstof.

Meer nieuws uit
Zoeken