Westland 05.11.2014 – De fractie Westland Verstandig heeft vragen gesteld over de reactie van het College in het AD over de schuldpositie Westland en de gevolgen van nieuwe regels op het gebied van de vennootschapsbelasting.
Ingevolge het bepaalde in artikel 26 van uw “Reglement van Orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de Raad”, beantwoorden zij deze vragen als volgt:
Beantwoording vragen over de reactie van het College over de schuldpositie Westland
Inleiding
De door Westland Verstandig gestelde vragen over de schuldpositie kunnen niet los worden gezien van de volgende belangrijke uitgangspunten.
We kennen wettelijke kaders die borg staan voor een verantwoorde schuldenopbouw. Dit zijn de kasgeldlimiet die zorgt voor voorkomen van de gevoeligheid voor de korte termijn rentefluctuaties en de renterisiconorm ter beheersing van de gevoeligheid voor rentefluctuaties op langere termijn.
De gemeenten hebben voor het uitvoeren van de door hun gemeenteraad vastgestelde begroting financiële middelen nodig. Voor zover een gemeente niet zelf beschikt over voldoende financiële middelen dienen deze middelen te worden geleend. Voor de gemeente Westland is een financieel solide beleid een belangrijk uitgangspunt. Dit uit zich in een sluitende meerjarenraming en het dekken van structurele uitgaven met structurele inkomsten. Uitgaven hebben daarbij ook betrekking op het betalen van de rente op leningen. Westland is goed in staat om de verschuldigde rente en aflossingen over haar leningen te betalen. Lenen voor een gemeente is overigens zeer gebruikelijk gelet op het feit dat een gemeente ook kapitaaluitgaven doet. (Investeringen met meerjarig nut). Vergelijk het met een lening op een huis, wat ook zeer gebruikelijk is.
Gemeenten kennen een systeem van totaalfinanciering. Dit betekent dat er geen directe relatie bestaat tussen een investering en de daarvoor benodigde financieringsmiddelen. De gemeente Westland hanteert hierbij de volgende principes:
• Er wordt pas geleend als de eigen middelen niet meer toereikend zijn.
• De leningen worden zo goed mogelijk afgestemd op de toekomstige liquiditeitsstromen van de gemeente. (Op korte- en lange termijn).
• Het belang van een evenwichtige financiering met een lange termijnvisie wordt continu meegenomen. (Beheersing renterisico op langere termijn).
• Er wordt gemeentebreed optimaal gebruik gemaakt van het matchen van tegengestelde liquiditeitsstromen (d.w.z. uitgaven en inkomsten).
Het eigen en vreemd vermogen moeten in relatie worden gezien tot onze bezittingen. Feitelijk vertegenwoordigen de bezittingen, zoals investeringen en gronden, de waarde waartegen (in het verleden) gefinancierd is met eigen vermogen (reserves) en vreemd vermogen (schuld). Daarbij is het van belang dat er een goede verhouding is tussen de schulden en het bezit. Deze verhouding (schulden/bezit) is 55% (peildatum 31-12-2013).
Vraag 1
Waarom geeft uw gemeente in reacties in het AD –gevraagd wordt om een reactie op de eerste plaats in de rangorde van de grote gemeenten in Nederland voor wat betreft gemeenteschuld waarin Westland de meeste schuld heeft- aan, dat er wel een voorziening getroffen is en Westland voornamelijk door de grondaankopen deze hoge schuldpositie heeft verkregen, terwijl die grondaankopen grotendeels gefinancierd zijn met de opbrengsten van Westland Infra en het energiebedrijf?
Antwoord 1
Zoals hiervoor aangegeven, hanteert de gemeente een systeem van totaalfinanciering, Daardoor is er geen 1 op 1 relatie te leggen tussen een specifieke investering en de wijze waarop die gefinancierd wordt. Eerder in deze brief gaven wij aan dat 55% van het bezit gefinancierd is met vreemd vermogen. Een substantieel deel dus ook met eigen vermogen. Dit eigen vermogen is o.a. gevormd door de verkoopopbrengsten van Westland Infra.
Om de schuldpositie in het juiste perspectief te plaatsen, vinden wij het belangrijk te melden dat tegenover de schuld ook bezit staat. Een (groot) deel van dat bezit bestaat uit gronden. Anders dan andere investeringen is het doel van dit grondbezit om deze ook weer te verkopen, wat een positieve invloed zal hebben op de schuldpositie. Vandaar dat we daaraan specifiek aandacht geven. Omdat daarbij dan ook eventuele winsten en verliezen op die verkoop een rol spelen, vermelden wij voor het totale beeld ook dat voor toekomstige verliezen reeds voorzieningen zijn gevormd.
Vraag 2
Kan uw College exact aangeven welk deel van de schuld is terug te rekenen op grondaankopen vanaf 2006?
Antwoord 2
In de periode 2006 t/m 2013 nam de totale schuld toe met € 197 mln., maar zoals in de inleiding is toegelicht kent de gemeente een systeem van totaalfinanciering. Dit betekent dat het negatieve saldo (totaal van alle betalingen minus alle ontvangsten) wordt gefinancierd. De financiering heeft dus geen directe relatie met een investering, de aankoop van een stuk grond of de aflossing van een lening maar deze wordt vanuit het totaal van uitgaven en ontvangsten bekeken. In dezelfde periode was de toename van de boekwaarde van de bouwgrondexploitatie € 154 mln. De kosten van de bouwgrondexploitatie kunnen bestaan uit: rente, beheerkosten, sloopkosten, milieu, archeologie, etc.
Beantwoording vragen over de gevolgen van nieuwe regels op het gebied van de vennootschapsbelasting
Vraag 3
Wat zijn de effecten van de door Deloitte aangevoerde veranderende belastingregels op het gebied van de vennootschapsbelasting?
Antwoord 3
Op dit moment kan beperkt inzicht worden verstrekt in de effecten van de invoering van de vennootschapsbelastingplicht (Vpb-plicht) voor overheidsondernemingen per 2016. Er is landelijk en lokaal nog de nodige onduidelijkheid over welke ‘overheids’-activiteiten onderhevig zijn aan de Vpb-plicht. De Vpb-plicht doet zich alleen voor indien sprake is van winst, waarbij duidelijk is dat de invoering van de wet een aantal effecten zal hebben: – Financieel zal er sprake zijn van een Vpb-plicht voor diverse ‘overheids’-activiteiten (bv. bij de diverse grondexploitaties).
– Er zullen financiële consequenties zijn, welke nu lastig zijn in te schatten.
– Administratief is de verwachting dat, bij invoering van de Vpb-plicht, er een grote toename is van de administratieve lastendruk om te kunnen voldoen aan de fiscale vereisten. Wij volgen de ontwikkelingen op dit gebied scherp en voeren daarvoor de komende maanden een inventarisatie uit.
Ook verwachten wij dan vanuit de wetgever, VNG en accountant dan meer duidelijkheid op onderwerpen waarover nu landelijk diverse vragen zijn gesteld. De resultaten van de inventarisatie, gekoppeld aan nieuwe informatie – waaronder een “Handreiking”, te publiceren door de VNG en de belastingdienst – gaan we gebruiken voor het maken van een verdiepingsslag naar de effecten van invoering van de Vpb-plicht. Medio februari 2015 informeren wij uw raad over de uitkomsten van de inventarisatie en de stand van zaken van de invoering van de Vpb-plicht.
Vraag 4
Wat betekent dat voor de jaarrekening 2014 en de begroting 2016 van de gemeente?
Antwoord 4
Het effect voor de jaarrekening 2014, zoals benoemd in de nieuwsbrief van Deloitte, is door Deloitte ingebracht bij de commissie BBV om helderheid te verkrijgen over de benodigde verwerking in de jaarrekening 2014. De uitkomsten daarvan zullen wij betrekken bij de inventarisatie van de Vpb-plichtige activiteiten. Ten aanzien van de begroting 2016 is de planning van de inventarisatie van de Vpb-plichtige activiteiten afgestemd op de P&C-cyclus. De financiële effecten worden, mede op basis van de aanvullende informatie die de komende tijd beschikbaar komt, verwerkt in de begroting 2016.
Vraag 5
Heeft dit effect op de grondbanken van de gemeente?
Antwoord 5
De vennootschapsbelasting zal op basis van het nu voorliggende wetsvoorstel effect hebben op de grondbanken van de gemeente. De activiteiten vanuit de grondbanken zullen naar het zich laat aanzien beoordeeld worden als vennootschapsbelastingplichtig. De effecten hiervan worden bij de inventarisatie van Vpb-plichtige activiteiten inzichtelijk gemaakt.
Vraag 6
Heeft dit effect op de relatie tussen de gemeente als grondbank eendeels en anderdeels de Westlandse Zoom en ONW waarin de gemeente voor 50% aandeelhouder is/wordt samen met Bouwfonds en BNG?
Antwoord 6
De invoering van de Vpb-plicht voor overheidsonderneming is ook van toepassing voor verbonden partijen en samenwerkingsverbanden. Bij de inventarisatie van Vpb-plichtige activiteiten worden zodoende ook de verbonden partijen, zoals de Westlandse Zoom en ONW meegenomen. Medio februari 2015 informeren we uw raad over de uitkomsten van deze inventarisatie en de stand van zaken van de invoering van de Vpb-plicht. Indien er sprake mocht zijn van effecten op de relatie tussen de gemeenten en verbonden partijen gaan we hier nader op in.
Wij gaan ervan uit uw vragen met deze brief te hebben beantwoord.
Burgemeester en wethouders van Westland,
de secretaris, de burgemeester,
M. van Beek, J. van der Tak