Westlanden 01.10.2018 – De nieuwe ‘Aanwijzing toepassing dwangmiddelen en opsporingsbevoegdheden bij journalisten’ treedt 1 oktober in werking.
De Aanwijzing was aan verduidelijking toe nadat eerder dit jaar op drie verschillende parketten drie zaken speelden waarin sprake was van een schending van het recht op bronbescherming. Daarnaast nam de Eerste Kamer in juli het wetsvoorstel ‘Bronbescherming in strafzaken’ aan waarin de bronbescherming van journalisten wettelijk is vastgesteld.
Deze wet treedt 1 oktober in werking en heeft gevolgen voor de huidige aanwijzing die het OM hanteert, en de Aanwijzing is daarom aangepast. De nieuwe Aanwijzing is aangescherpt en verduidelijkt, om eventuele interpretatieruimte weg te nemen.
Voorzitter van het College van procureurs-generaal Gerrit Van der Burg: “Journalisten moeten in alle vrijheid hun werk kunnen doen. Het recht op bronbescherming is een groot goed. Daar kan geen misverstand over bestaan. Het moet voor iedereen binnen het OM duidelijk zijn hoe te oordelen en te handelen in situaties die een journalist betreffen. Ook zal deze Aanwijzing, maar ook zeker de persvrijheid en de bronbescherming van een journalist, in de werkpraktijk en de opleiding tot officier van justitie een nog prominentere plek krijgen.”
Belangrijkste punten uit de nieuwe Aanwijzing
De interne afstemmingsprocedure is licht aangescherpt. Waar de huidige Aanwijzing overleg met de parketleiding en informeren van het College eist, staat in de nieuwe Aanwijzing dat de hoofdofficier heeft ingestemd met de toepassing van het dwangmiddel en dat het College voorafgaand in kennis is gesteld.
Daarnaast geeft de nieuwe aanwijzing als criterium voor het toepassen van dwangmiddelen een voor de praktijk beter hanteerbaar criterium. Aan toepassing van dwangmiddelen bij journalisten kan worden gedacht bij ernstige feiten waarop volgens de wet een gevangenisstraf van 12 jaar of meer staat. Daarbij moet altijd de proportionaliteit en subsidiariteit worden getoetst.