Akwasi niet vervolgd voor aanzetten tot geweld tegen Zwarte Piet

Nederland 15.04.2021 – Het OM hoeft Akwasi niet te vervolgen voor zijn uitspraak “op het moment dat in november, dat ik een Zwarte Piet zie, ik trap ‘m hoogstpersoonlijk op zijn bek”.


Dat heeft het gerechtshof Amsterdam vandaag beslist. Deze uitspraak en ook andere uitspraken werden door Akwasi gedaan in een speech tijdens een antiracisme-demonstratie van Black Lives Matter op de Dam in Amsterdam op 1 juni 2020. Het OM seponeerde de zaak tegen Akwasi eerder voorwaardelijk.

Klacht tegen niet-vervolgen
Naar aanleiding van de door Akwasi gedane uitspraken is aangifte gedaan van opruiing. De officier van justitie beoordeelde de uitspraak van Akwasi als opruiend, maar seponeerde de zaak voorwaardelijk. Tegen deze beslissing zijn verschillende klachten ex artikel 12 Wetboek van Strafvordering bij het gerechtshof ingediend.

Het gerechtshof oordeelde dat de uitlatingen van Akwasi en de context waarin hij deze heeft geplaatst als opruiend kunnen worden beoordeeld. Als de zaak aan een strafrechter zou worden voorgelegd, zou deze tot een veroordeling wegens opruiing kunnen komen. Toch is de keuze van het OM voor een voorwaardelijk sepot volgens het gerechtshof niet onbegrijpelijk.

Aan het voorwaardelijk sepot heeft de officier van justitie, naast de algemene voorwaarde dat Akwasi in de proeftijd geen strafbare feiten mag plegen, de bijzondere voorwaarde verbonden dat Akwasi afstand neemt van de gedane uitlatingen. Ook moet hij aan zijn achterban en de samenleving als geheel publiekelijk duidelijk maken dat geweld bij het voeren van de discussie over Zwarte Piet ontoelaatbaar is. Op deze wijze heeft de officier van justitie gekozen voor een de-escalerende en preventieve wijze van afdoening en tevens de strafwaardigheid van het handelen van Akwasi onderstreept.

Geen schending gelijkheidsbeginsel
Ook is er geen sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel. Gezien alle omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, ziet het hof veel verschillen tussen deze zaak en de door de klager genoemde zaken (“minder Marokkanen”-uitspraak van Wilders en de vervolging van de “Blokkeerfriezen”). Daarom verklaart het hof dit punt van het beklag ongegrond.

Meer nieuws uit
Zoeken