Autoinbraken waarschijnlijk gevolg van mobiel banditisme

Westland 10.03.2022 – Op 28 januari hebben B&W vragen ontvangen van de fractie VVD over inbraken in auto’s in de gemeente Westland.


Ingevolge artikel 42 van het Reglement van Orde informeren zij u als volgt.

Vraag 1
Is het college het met de Westlandse VVD eens dat de inzet van (flexibel) cameratoezicht een afschrikkende werking heeft voor o.a. auto inbrekers? Zo ja, is zij bereid om (eventueel tijdelijk) camera’s te plaatsen in de gebieden die nu opgeschrikt zijn door auto -inbraken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 1
In het afwegingskader cameratoezicht van de gemeente Westland is aangegeven dat cameratoezicht dient te worden beschouwd als ultimum remedium en niet lichtvaardig mag worden toegepast. Om cameratoezicht toe te staan, moet er sprake zijn van een structureel probleem waarvoor andere mogelijke oplossingen niet effectief zijn gebleken. Als verwacht wordt dat met cameratoezicht zowel de subjectieve als objectieve veiligheid verbetert, is cameratoezicht een optie. De processtappen zoals toegelicht in het afwegingskader cameratoezicht kunnen dan verder gevolgd worden. In dit geval is in januari een piek waargenomen in auto -inbraken.

Het aantal auto-inbraken is na de piek weer afgenomen, wat mogelijk duidt op mobiel banditisme. Dit is een vorm van criminaliteit waarbij bendes rondtrekken en in korte tijd op een bepaalde plek toeslaan, bijvoorbeeld door veel autodiefstallen of -inbraken te plegen. Mobiel banditisme is een fenomeen dat erg moeilijk is tegen te gaan. Politiegegevens laten overigens zien dat diefstallen uit en vanuit motorvoertuigen in de regio Delft /Westland in 2021 juist afgenomen zijn ten opzichte van 2020 (861 in 2020 tegenover 631 in 2021). De incidenten in januari zijn niet terug te herleiden naar specifieke locaties waar een structureel veiligheidsvraagstuk speelt. De inzet van cameratoezicht heeft in dat geval een te grote impact op de privacy van inwoners en is daarmee een te zwaar middel.

Vraag 2
Op welke wijze vindt momenteel de samenwerking tussen de buurtpreventieteams, de gemeente en de politie plaats in deze wijken? En op welke wijze worden zij door de gemeente en de politie ondersteund?

Antwoord 2 
De politie zorgt voor de operationele aansturing van de buurtpreventie. De buurtpreventieteams op straat staan in direct contact met de operationeel coördinator (OpCo) van de politie. Recent is een gezamenlijke whatsappgroep gestart waarin de politie een acute hulpvraag aan de buurtpreventiebesturen kan stellen, bijvoorbeeld voor urgente vermissingen of inbraakgolven. Voor vragen of opmerkingen beschikken de buurtpreventieteams ook over contactgegevens van de twee wijkagent-coördinatoren.

Daarnaast deelt de politie structureel caskaarten en weekscans met de buurtpreventieverenigingen. De caskaarten brengen voorspelde risicogebieden voor woningbraken in kaart op basis van kansberekeningen. De weekscans laten politiecijfers van de voorgaande week in een bepaalde kern zien. Met deze gegevens kunnen de buurtpreventen gerichter kiezen welke locaties meegenom en worden in hun rondes. Ook zijn buurtpreventieverenigingen volwaardig partner binnen de leefbaarheidskringen waar het gaat over openbare ruimte. In deze kringen worden alle meldingen rondom (jeugd)overlast besproken met de wijkagenten, boa’s, jongerenwerk en buurtpreventie. De verenigingen kennen dus de aandachtslocaties en kunnen deze zelf ook inbrengen. Ten slotte hebben veel verenigingen zelf structurele overleggen. Daar voor kunnen ze desgewenst veiligheidspartners uitnodigen. Indien nodig sluit de wijkagent bijvoorbeeld aan.

Vraag 3
Hoe kijkt het college tegen het voorstel aan om de buurtpreventieteams de plekken waar men zich onveilig voelt vroegtijdig te laten melden zodat er tijdelijk cameratoezicht kan komen en is zij bereid de mogelijkheden hiervoor te verkennen? Zo ja, op welke termijn kunnen we een plan verwachten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3
Buurtpreventieteams kunnen te allen tijde bij de gemeente en de politie signalen delen. Een onveilig gevoel is alleen niet genoeg om (flexibel) cameratoezicht toe te staan. Zoals aangegeven, moet er om cameratoezicht toe te staan sprake zijn van een structureel probleem waarvoor andere mogelijke oplossingen niet effectief zijn gebleken. Cameratoezicht is daarbij een uiterst middel. Het afwegingskad er cameratoezicht biedt handvatten om hier weloverwogen keuzes in te maken.

Vraag 4
Is het college bekend met slimme lantaarnpalen?

Antwoord 4
Het college heeft kennisgenomen van de fieldlab Inbraakvrije Wijk Rotterdam waarbij de ‘slimme lantaarnpaal’ is getest. Daarnaast is het college bekend met de verschillende mogelijkheden om lichtmasten in te zetten bij de toepassing van smart city-concepten, zoals het aanpassen van de intensiteit van het licht op grond van meetgegevens, besparing op het stroomverb ruik, als oplaadplek voor elektrische fiets, et cetera.

Vraag 5
Is het college bereid in contact te treden met het fieldlab en/of de gemeente Rotterdam om zo inzicht te krijgen in de resultaten en de mogelijkheden voor Westland te verkennen?

Antwoord 5
Het college is bereid om contact te zoeken met de gemeente Rotterdam om hen te vragen naar de ervaring met “slimme lantaarnpalen”, maar ziet in eerste instantie wat obstakels. Allereerst heeft apparatuur voor slimme toepassingen continu stroom nodig, terwijl de stroom van de lichtmast gehaald wordt als deze niet brandt. Daarnaast zijn er oplossingen nodig voor het eigenaarschap, beheer en verantwoordelijkheid van de sensoren en de data die eruit voortkomen.

Meer nieuws uit
Zoeken