Politieverhalen; het laatste whatsapp bericht

Nederland 26.03.2022 – Opvallend veel weggebruikers zijn onderweg zichtbaar met de GSM in de weer. De politie maakte het volgende mee op de rijksweg.


Langzaam… heel langzaam zag ik het leven uit je ogen weg vloeien……

‘Hallo meneer!? Hoort u mij??

MENEER!! HALLO MENEER!! POLITIE!

Je ogen staan wagenwijd open. Je kijkt me aan alsof ik je laatste redmiddel ben. Alsof je me zonder woorden smeekt je te helpen. Je kijkt me aan alsof je weet dat je laatste secondes wegtikken, maar reageren doe je niet.

Ik steek mijn arm door het volledig versplinterde raam naar binnen en schud aan je schouder. Ik probeer uit alle macht de totaal verwrongen deur open te trekken. Het lukt niet. Ik voel mij machteloos. Het frustreert me. Die deur moet open. Je moet er uit! En zeg iets tegen me kerel, zeg iets!

Ik voel met mijn vingers in je nek maar voel niks. Ik buig met mijn hoofd door het raam naar binnen en hou mijn gezicht vlak voor het jouwe, maar ik hoor niks. De totaal versperde snelweg is leeg. Er kan geen verkeer meer rijden. Overal liggen brokstukken. Het is een ravage. Het is akelig stil en het lijkt wel alsof de hele wereld even op pauze is gezet. Of heb ik mijn eigen wereld even op pauze gezet? Heb ik mij afgesloten voor alles om mij heen?

Ik zie stoom onder de motorkap vandaan komen, een moment besef ik me dat er niets, of in ieder geval weinig over is van die mooie auto die je had. Ik hoor op de achtergrond gegil. Ik hoor een vrouwenstem roepen; “hij is dood, oooh nee hij is dood!!” Maar dat kan niet! Ik accepteer het niet! Vanavond gaat hier niemand dood! Nog harder trek ik aan de deur. Alle kracht die ik heb, gooi ik in de strijd. Je moet nu uit die auto! Opnieuw roep ik naar je: MENEER, HALLO MENEER!

Ik krijg geen reactie. Ik kijk naar je ogen en de kleur lijkt langzaam plaats te maken voor een doffe grauwe blik. Ik wil beginnen met de reanimatie, maar je zit zo vast in je auto, ik krijg je er niet uit. Het is koud buiten, maar ik voel het zweet over mijn voorhoofd lopen. Ik blijf trekken aan die deur maar er zit geen beweging in.

De inmiddels ter plaatse gekomen ambulancebroeders bevestigen voor mij dan iets wat ik misschien allang wist, maar niet wilde accepteren… Ik kijk weer naar binnen, ik kijk je aan en op dat moment komt ook bij mij het besef dat het geen zin meer heeft…

Ik kom langzaam omhoog en kijk over de auto heen. Ik kijk recht in de ogen van mijn collega, die aan de andere kant van de auto even weinig resultaat wist te boeken. Ik voel hoe strak mijn gezicht staat. Mijn ogen vernauwen zich tot spleetjes. Een ogenblik kijken we elkaar zwijgzaam aan en zachtjes schud ik met mijn hoofd. Het is over. We kunnen voor jou niets meer doen.

Opnieuw, of misschien wel nog steeds, het gegil op de achtergrond. De koude rillingen trekken over mijn rug. Het stoort me enorm op dat moment terwijl die emotie van een getuige zo begrijpelijk is. Het frustreert me dat ik wat wil doen, maar het niet kan. Steeds meer sirenes hoor ik op ons afkomen, maar wat er nu ook nog komt, het is te laat…

Ik sta naast de auto en probeer mijn ademhaling onder controle te krijgen. Ik ben buiten adem en kijk even om mij heen. En dan hoor ik vanuit de auto een geluid, zachtjes, maar ik herken het uit duizenden. Het is een geluid wat ik sinds jaar en dag iedere dag hoor. Het is een Whatsapp bericht.

Ik kijk naar binnen en zie daar je telefoon. Er staat een whatsapp gesprek open met iemand waarvan ik de naam niet meer weet, maar het rode hartje achter de naam mij nog goed herinner. Ik zie dat je laatste bericht een foto was. Een foto van jezelf, met een duimpje omhoog, lachend, achter het stuur. Je wist het nog te verzenden. Een paar minuten later was je er niet meer.

Ik probeer mezelf te herpakken, maar ik besef me ineens dat we naar die vrouw toe moeten. We moeten haar gaan vertellen wat haar man is overkomen, we moeten haar gaan vertellen dat ze vanavond weduwe is geworden en als dat nog niet erg genoeg is, zullen we moeten vertellen dat uitgerekend de foto die hij naar haar stuurde, hem zijn leven heeft gekost.

Wat haat ik op zo’n moment mijn werk. Ik wil tegen je schreeuwen hoe dom je was. Waarom deed je dit? Waarom die telefoon vast tijdens het rijden? Waarom zo’n ogenschijnlijk onschuldige foto maken terwijl je 130 kilometer per uur reed? Waarom maakte je de keuze het risico te lopen om minimaal 50 jaar te vroeg het leven achter je te laten? Waarom wachtte je niet gewoon even tot je thuis was? Zoveel vragen.. Waarom nou kerel, waarom??

Ik kijk nog één keer in je ogen en vergelijk het met de laatste foto die ik net van je zag. Je leek me een goeie vrolijke vent die nu een dure, al dan niet de duurste prijs betaald voor een fout die honderden mensen wel honderden keren per dag maken.

Ik sta op, draai me om en loop weg. Ik heb even, heel even een momentje voor mezelf nodig… Binnen enkele seconden ben ik al weer terug in de realiteit, want het stopt hier niet voor ons. We moeten door, er moet nog zoveel gebeuren. Ik ga door met mijn werk, maar ik blijf maar denken aan je gezicht. Die blik… die angst… die ogen… ik draag dat met mij mee, voor de rest van mijn leven. Ik zal dit beeld nooit meer vergeten…

Maanden later werd het onderzoek afgerond en werd bevestigd waar ik al bang voor was; je telefoongebruik was de aanleiding van het ongeluk… Nu, jaren later, kan ik mijn ogen sluiten en als de dag van gisteren jouw gezicht herinneren. Langzaam, heel langzaam zag ik het leven uit je ogen weg vloeien en was ik misschien wel de laatste die jij zag…’

Bron RdH, verkeerspolitie Rotterdam

Meer nieuws uit
Zoeken