Nederland 27.07.2022 – In het eerste kwartaal van 2022 zijn 3.480 mensen overleden aan COVID-19, wat neerkomt op 8,1% van alle sterfgevallen in die periode.
De COVID-sterfte was lager dan in het eerste kwartaal van 2021. Dit meldt het CBS op basis van de voorlopige cijfers over doodsoorzaken.
In januari 2022 overleden 1.004 mensen aan COVID-19, in februari 1.033 en in maart 1.443. In het eerste kwartaal van 2022 was in 8,1% van de sterfgevallen COVID-19 de doodsoorzaak (3.480 sterfgevallen). In het eerste kwartaal van 2021 was dit nog 19% met 8.964 sterfgevallen. Toen overleden niet alleen meer mensen als gevolg van COVID-19, maar er was ook oversterfte, anders dan in het eerste kwartaal van 2022. Van de 3.480 mensen die overleden aan COVID-19 was 62% 80 jaar of ouder. Ongeveer 8% van de overledenen was jonger dan 65 jaar. Net als in de voorafgaande perioden is het aandeel vrouwen dat overlijdt aan COVID-19 lager dan het aandeel mannen.
Toename sterfgevallen onder Wlz-zorggebruikers
Het aandeel sterfgevallen door COVID-19 onder mensen die gebruik maken van langdurige zorg (Wlz) zoals bewoners van verpleeghuizen of gehandicaptenzorginstellingen, neemt sinds de eerste week van 2022 toe. Toen was COVID-19 de doodsoorzaak van 6 procent van de overleden Wlz-gebruikers. Aan het einde van het eerste kwartaal van 2022 is dat toegenomen naar 16%. Het aandeel sterfgevallen door COVID-19 onder de overige bevolking bleef gedurende het eerste kwartaal stabiel rond de 7%.
Geen oversterfte eerste kwartaal
Uit eerdere berichten van het CBS over de totale sterfte per week blijkt dat er in het eerste kwartaal geen oversterfte was. In januari en februari overleden minder mensen dan verwacht. In maart nam het sterftecijfer weer iets toe, maar er was geen oversterfte. Er overleden vooral meer Wlz-zorggebruikers en 65-plussers dan verwacht.
Beeld overlijden door andere doodsoorzaken stabiel
In het eerste kwartaal van 2022 nam de COVID-19-sterfte af ten opzichte van het vierde kwartaal van 2021. In andere groepen doodsoorzaken zijn geen grote verschuivingen te zien. Vanaf 2015 is jaarlijks een seizoenpatroon te zien in groepen doodsoorzaken; in de winterperiode overlijden meer mensen aan hart- en vaatziekten en ziekten van de ademhalingsorganen. Dit patroon is ook te zien bij de sterfte aan psychische stoornissen en ziekten van het zenuwstelsel, waartoe onder andere dementie en de ziekte van Alzheimer behoren.
Cijfers sterfte aan COVID-19
De cijfers over doodsoorzaken zijn gebaseerd op de doodsoorzaakverklaringen van artsen, die het CBS verwerkt en na vier maanden kan publiceren. Het RIVM en de Rijksoverheid melden het aantal overleden COVID-19-patiënten per week. Dat aantal is lager dan wat het CBS later publiceert op basis van doodsoorzaken. Dat komt doordat melding van COVID-19-sterfte aan het RIVM niet verplicht is. Ook kan een arts COVID-19 als doodsoorzaak op basis van het klinisch beeld vaststellen, zonder dat dit met een test is vastgesteld. Over het totaal aantal overledenen publiceert het CBS wekelijks cijfers, voordat informatie over de doodsoorzaken bekend is.
Op basis van GGD-meldingen rapporteerde het RIVM 22.065 mensen die overleden aan COVID-19 van maart 2020 tot en met 31 maart 2022 (stand op 21 juli 2022). Het CBS registreerde in dezelfde periode op basis van doodsoorzaakverklaringen 43.245 mensen die overleden aan vastgestelde of vermoedelijke COVID-19.