Nederland 12.04.2024 – In 2022 lag de doorsnee koopkracht van de bevolking bijna 60% hoger dan 45 jaar eerder.
Personen die deel uitmaakten van een huishouden met vooral werknemersinkomen gingen er, gerekend vanaf 1989, het meest in koopkracht op vooruit, personen in huishoudens met vooral een pensioeninkomen het minst. Bij gepensioneerden met een relatief hoog aanvullend inkomen daalde de koopkracht in het afgelopen decennium.
Dit meldt het CBS op basis van onderzoek naar de koopkracht over de periode 1977-2022.
De doorsnee jaar-op-jaar koopkrachtontwikkeling volgt in grote lijnen de conjuncturele ontwikkeling in Nederland. Zo dook de koopkracht in het verleden tijdens de zware recessie in de jaren ’80 en de economische crisis van 2009-2013 in de min. De onderliggende stijgende trend in de periode 1977-2022 houdt mede verband met de toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen en de hogere inbreng van vrouwen in het huishoudensinkomen.
Met de mediane jaar-op-jaar cijfers is modelmatig de cumulatieve koopkrachtontwikkeling over de periode 1977-2022 berekend voor zowel de totale bevolking als diverse subgroepen. Deze ontwikkeling is uitgedrukt met een (cumulatieve) index, waarbij het startjaar telkens de waarde 100 heeft. In 2022 was de cumulatieve koopkrachtstijging ten opzichte van 1977 bijna 60%.
Koopkracht werknemers meer dan verdubbeld sinds 1989
De crisis van 2009-2013 had zijn weerslag op zowel werkenden als uitkeringsontvangers. Bij mensen in een huishouden met vooral inkomen uit bijstand of vooral inkomen uit pensioen daalde de koopkracht. Bij personen in huishoudens met vooral inkomen als zelfstandige daalde de koopkracht nog sterker. Bij de personen in werknemershuishoudens bleef de koopkracht daarentegen stabiel.
Bezien over de gehele periode 1989-2022 trokken de werknemers sowieso aan het langste eind: in dit tijdsbestek steeg hun koopkracht met 112%. Op de tweede plek volgen de zelfstandigen met een koopkrachtstijging van 80 procent Pensioenontvangers gingen er in al die jaren nauwelijks in koopkracht op vooruit. De gehele bevolking ging er in de periode 1989-2022 in doorsnee bijna 53% in koopkracht op vooruit.
Gemiddeld jaarlijks inkomen van meer draagkrachtige AOW’ers wel omhoog
De samenstelling van de bevolking verandert gaandeweg. Het aantal AOW’ers met geen of heel weinig aanvullend pensioen bovenop de AOW wordt kleiner en het aantal met een substantieel aanvullend pensioen groter. Hierdoor stijgt het gemiddelde inkomen van AOW’ers als groep. Op de koopkrachtontwikkeling van personen in individuele huishoudens heeft deze veranderende samenstelling echter geen effect.
Het gemiddelde, gestandaardiseerde besteedbaar jaarinkomen van de AOW’ers van 2011 kwam in prijzen van 2022 uit op 30,2 duizend euro. Van de AOW’ers in 2021 was het gemiddelde jaarinkomen (in prijzen van 2022) hoger en kwam uit op 31,9 duizend euro. Bij de groepen AOW’ers met een hoog aanvullend inkomen die over de periode 2011-2021 met koopkrachtdaling te maken kregen, steeg het gemiddelde inkomen eveneens. De AOW’ers die in 2021 maandelijks minstens 3 000 euro aanvullend inkomen bovenop hun AOW ontvingen, kwamen uit op een gemiddeld inkomen van 49 duizend euro. Van de AOW’ers die in 2011 deel uitmaakten van de hoogste inkomensklasse was het gemiddelde aanzienlijk lager (45,7 duizend euro).
Door de hoge inflatie in 2022 kwam het gemiddelde, gestandaardiseerd besteedbaar inkomen van de AOW’ers met maandelijks minstens 500 euro aanvullend inkomen in dat jaar aanzienlijk lager uit. Desalniettemin waren de gemiddelde jaarinkomens van deze groepen nog altijd hoger dan in 1989. De gemiddelde jaarinkomens van de AOW’ers met maandelijks tot 500 euro extra kwamen in 2022 door de energiemaatregelen wel hoger uit dan in 2021.
Koopkracht in gezinnen meer dan verdubbeld in afgelopen 30 jaar
In de periode 1989-2022 is de koopkracht van paren met kinderen met 135 procent gestegen. Ook de koopkracht van de leden van een eenoudergezin ging fors omhoog (117%). De ontwikkelingen bij paren met kinderen en eenoudergezinnen gaan redelijk gelijk op, in beide groepen zijn meer moeders meer uren gaan werken. Bij de eenoudergezinnen speelt tevens de substantiële verhoging van het kindgebonden budget voor alleenstaande ouders vanaf 2015 een rol. In vergelijking met huishoudens met kinderen bleef de koopkracht van eenpersoonshuishoudens en paren zonder kinderen achter. Zij gingen er in ruim 30 jaar in koopkracht weliswaar op vooruit, maar de stijging was aanzienlijk minder, overigens ook minder dan gemiddeld.