Westlanden 03.09.2019 – Zeven jaar nadat ze in schooljaar 2010/’11 in het voortgezet onderwijs (vo) in de brugklas zijn gestart hebben meisjes vanuit elk brugklastype
gemiddeld een vo-diploma van een hoger niveau behaald dan jongens.
Meisjes behaalden vaker dan jongens een havo- of vwo-diploma, jongens behaalden vaker dan meisjes een diploma van een van de beroepsgerichte leerwegen van het vmbo (-basis of -kader). Bij het definitieve schooladvies van de basisschool en bij de start in het voortgezet onderwijs waren er nog nauwelijks niveauverschillen tussen jongens en meisjes. Eén jaar na de start in de brugklas hebben jongens al meer vertraging opgelopen dan meisjes.
Dit blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS.
Het niveau van het vo-diploma dat uiteindelijk wordt behaald hangt samen met het niveau van het leerkrachtadvies uit groep 8 en het brugklastype waarin de leerlingen in het voortgezet onderwijs startte.
Voor de start in het voortgezet onderwijs in het schooljaar 2010/’11 deden veel leerlingen de Citotoets, waaruit een advies voor het voortgezet onderwijs vloeide. In 2010 scoorden meisjes bijna even goed als jongens op deze toets. Het gemiddelde percentage goede antwoorden op de onderdelen taal, rekenen-wiskunde en studievaardigheden was voor jongens 75 procent en voor meisjes 74 procent.
Jongens en meisjes redelijk gelijk verdeeld over brugklassen
De startpositie in het voortgezet onderwijs van jongens verschilt weinig met die van meisjes. De verdeling over de verschillende brugklastypen middelden in 2010/’11 uit. Jongens startten met 12,0 procent wat vaker dan meisjes (10,8 procent) in een vwo-brugklas of in een vmbo-brede brugklas (10,5 procent versus 9,7 procent). Van de meisjes begon 11,6 procent in een vmbo-gt-brugklas, tegenover 10,8 procent van de jongens. Ook startten meisjes vaker in één van de bredere brugklassen waarin vmbo en havo en/of vwo worden gecombineerd.
Verschil jongens-meisjes neemt geleidelijk toe in de eerste drie leerjaren
In de eerste drie jaar van voortgezet onderwijs lopen jongens vaker vertraging op dan meisjes en stromen vaker zonder diploma uit het voortgezet onderwijs. De eerste drie jaar hebben alle leerlingen in havo en vwo dezelfde vakken. In het vmbo geldt dit voor de eerste twee jaar. Drie jaar nadat ze waren gestart in de brugklas 2010/’11, had van de meisjes 9,3 procent een jaar gedoubleerd; van de jongens was dat 14,8 procent. In diezelfde periode is daarnaast 3,0 procent van de meisjes zonder diploma uit het vo gestroomd, tegen 4,3 procent van de jongens.
Niveau diploma meisjes binnen zeven jaar voortgezet onderwijs hoger dan dat van jongens
Zeven jaar na de start in een brugklas in schooljaar 2010/’11 volgde nog een enkeling voortgezet onderwijs. De meeste leerlingen hadden inmiddels een diploma behaald van vmbo, havo of vwo. Meisjes haalden vaker (43,2 procent) dan jongens (38,2 procent) een havo- of vwo-diploma. Jongens behaalden met 24,7 procent vaker dan meisjes (21,8 procent) een vmbo-b- of vmbo-k-diploma. Naar verhouding behaalden bijna evenveel jongens als meisjes een diploma vmbo-gt.
Ongeveer 12,1 procent van de leerlingen was uit het voortgezet onderwijs (vo) gestroomd zonder een diploma. Jongens doen dit met 13,0 procent vaker dan meisjes (11,2 procent). Een deel van hen zal voortijdig schoolverlater zijn, anderen stroomden door naar mbo, vavo of particulier onderwijs. In 2010/’11 startten bijna 190 duizend leerlingen in een brugklas.
Meisje behaalt vaker dan jongen havo/vwo-diploma na start havo-vwo-brugklas
Binnen elk onderscheiden brugklastype blijken meisjes binnen zeven jaar gemiddeld op een hoger vo-diploma-niveau uit te komen dan jongens. Leerlingen die in schooljaar 2010/’11 in een vwo-brugklas startten (10,8 procent van de meisjes en 12,0 procent van de jongens) hadden praktisch allemaal een vwo-advies. Binnen zeven jaar haalde 73,5 procent van de meisjes en 66,9 procent van de jongens die in zo’n brugklas begonnen ook daadwerkelijk een vwo-diploma. De jongens die waren begonnen in een vwo-brugklas sloten hun vo-loopbaan vaker dan meisjes af met een havodiploma.
Na de start in een havo-vwo-brugklas behaalde 32,2 procent van de meisjes na zeven jaar een vwo-diploma, tegenover 24,8 procent van de jongens. Jongens stromen met 17,0 procent vaker dan meisjes (10,5 procent) met een vmbo-gt-diploma een niveau lager uit.
Ook uitstroom meisjes na vmbo-brugklas op hoger niveau
Van de leerlingen die in een vmbo-brugklas startten, behaalden meisjes ook vaker dan jongens een vo-diploma van een hoger niveau. Dat geldt ook voor de leerlingen die begonnen in een brede brugklas waarin één of meer vmbo-leerwegen worden gecombineerd met havo en/of vwo. Daarnaast stromen jongens die gestart zijn in een vmbo-brugklas vaker zonder vo-diploma uit dan meisjes. Dit kan voor een deel voortijdige uitstroom zijn, maar het kunnen ook leerlingen zijn die doorstromen naar een entreeopleiding in het mbo of meedoen aan een experimentele doorlopende leerlijn vmbo-mbo.
Verschil in schoolprestaties jongens en meisjes bestaat al langer
De gevonden verschillen tussen jongens en meisjes bestaan al langer. Jongens presteren in het voortgezet onderwijs al jaren minder goed dan verwacht kan worden op basis van hun definitieve schooladvies en hun plaatsing in een brugklastype. Meisjes juist beter dan verwacht. Jongens stromen al jaren vaker dan meisjes zonder diploma uit het voortgezet onderwijs. En de vo-diploma’s die meisjes halen zijn gemiddeld ook al jaren van een hoger niveau dan die van jongens.