Nederland 22.12.2022 – In 2021 rekende 58% van de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder zich niet tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering.
Een jaar eerder was dat 55% en in 2010 nog 45%. Vooral het aandeel katholieken is geslonken. De afname bij de protestantse kerken en groeperingen bleef beperkt. De groep die zegt tot de islam te behoren, bleef de afgelopen jaren stabiel.
Dit blijkt uit nieuwe cijfers van het onderzoek Sociale samenhang en welzijn van het CBS.
In 2021 gaf 43% van de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder aan zich tot een religieuze stroming of groepering te rekenen. Van deze groep gaf 18% aan katholiek te zijn, een jaar eerder was dat 20% en in 2010 nog 27%. Verder zei 14% tot een protestantse kerk te behoren, in 2010 was dat 18%. Het aandeel islamieten bleef stabiel op 5%, alsook de groep die zegt tot een andere levensbeschouwelijke groepering te behoren (6%).
Verschillen tussen leeftijdsgroepen toegenomen
Van de 18- tot 25-jarigen rekende ruim 28% zich in 2021 tot een religieuze stroming, van de 75-plussers was dat 65%. De jongste groep, de 15- tot 18-jarigen, nam met 41% een gemiddelde positie in. In 2010 waren de verschillen tussen de leeftijdsgroepen minder groot. Toen hoorde van alle leeftijdsgroepen tussen 15 tot 45 jaar bijna de helft tot een religieuze groep. Dat liep vervolgens gestaag op naar 73% van de 75-plussers.
Bezoek religieuze diensten afgenomen
Een steeds kleiner deel van de bevolking van 15 jaar of ouder woont regelmatig een religieuze dienst bij. Van de 15-plussers ging in 2010 nog 18% regelmatig, minstens een keer per maand, naar een dienst. Dit is teruggelopen naar 13% in 2021.
Van de meest voorkomende religies in Nederland gaan katholieken het minst vaak naar de kerk (13% in 2021). Bij de protestanten gaat meer dan de helft regelmatig naar de kerk. Van de moslims brengt 43% minstens één keer per maand een bezoek aan een moskee. Bij de groep met een andere gezindte of levensbeschouwing gaat 28% regelmatig naar een dienst.