Geschiedenis; Tumult in Maassluis vanwege oude psalmberijming

Maassluis 30.06.2019 – Voor zaterdag was een schrijfwedstrijd voor de culturele dag van Maassluis georganiseerd met het oog op de geschiedenis van de stad.


Het historisch relaas hieronder beschreven was één van de inzendingen, zoals bevonden in gerechts- & kerk verslagen, onder het onderwerp: ‘Onverwachte Ontmoetingen’.

Historisch relaas, 

Onverwachte ontmoetingen lees ik Marcel Thomassen als; “niet voorzien overkomingen”, en hier zijn er nogal wat van in de Maassluis geschiedenis. 

Onderhoud toren Groote Kerk Maassluis start eind april

Het is 1775.

In 1775 werd de oude psalmberijming vervangen door een moderne berijming, en dat was aanleiding tot heel wat gedonder in de glazen in Maassluys. Deze moderne vervanging gaf onder de Maassluyse bevolking veel gemor, doch van een aanval tegen die invoering was het (nog) niet gekomen. De kerkeraad besloot destijds tevens voorbereiding te treffen tot het verbeteren en verkorten van de zangtrant. In mei 1775 begon men hiermee d.m.v. te houden zangavonden in den Groote-Kerk op het Schanseiland. Dit ging met open deuren en vond maar liefst vier maal per week in de avonduren van 19 tot 20-uur lokale-tijd plaatst. Zes weken ging dit goed tot genoegen van velen die wel van een vlotter zangtrantje hielden.

Op zondag 25 juni na een stichtelijk woord van dominee van Sprang om de voltallige Maassluyse gemeente tot eenparig en stichtelijk zingen op te wekken, werd het zingen naar de nieuwe trant in de godsdienstoefeningen begonnen. Dit ging maar voor zeven weken goed. Geen noemenswaardige stoornis deed zich voor, maar wel bestond er in Maassluys stilzwijgend reeds grote verdeeldheid n.a.v. de verkiezing van scheepstimmermansbaas Leendert Steur tot diaken van de kerk. Was toen wellicht bij onbewolkte hemel de invoering van de moderne zangwijze zonder incidenten verlopen, nu kwam er ineens een nieuw geschilpunt bij die de gemoederen onder diepgelovig Maassluyzers aanwakkerde.

Op de scheepswerf  van Steur ging men samenrotten. De scheepstimmerlieden begonnen tegenover een aantal vissers, de korte zangwijze als Paaps, Lutersch of afgodisch af te schilderen. Een zekere Gideon van der Kraan hitste met schelden de zaak op. Er werd bij dominee van Sprang en anderen dan ook spoedig een schotschrift onder de deur geschoven. Ook in de kerkezakjes werden valse opmerkingen gedeponeerd. Maar op 27 augustus schreeuwde een visser, een kuiper plus een straatwerker in de Groote Kerk onder de dienst tussen de zangregels in: “blijven zij nog blaten na het zingen”. Iets dergelijks vond ook plaats op 30 augustus. Want vijf vissers, een biersteker en twee vrouwkenslieden die op de galerij zaten; “hadden de voorzanger eerst al bulkende en tierende, van de wijs zoekende te helpen”. De voorzanger hield hieronder echter manmoedig stand, maar de voltallig gemeente was deerlijk overstuur. De predikant van de kerk Kornelis van Wanen niet minder, hij liet de gemeente toen maar rap naar huis gaan.

Bij de volgende dienst op 1 september stond de stedenhouder der Baljuws van Delfland met zijn bewapende rakkers dan ook in de kerk, en verliep de dienst tamelijk koest, maar later sloeg de vlam wel in de pan. Dan stond er weer onder de dienst een bende kuipers en scheepstimmerlieden in uitsluiting heftig te schreeuwen, of liep men even later weer onder de kerkdienst op de galerij al stommelend en schuifelend –obsessief- heen en weer. Op een vrijdag begon onder de kerkdienst plotsklaps een oude visser dapperlijk in de oude trage zangtrant de psalm mee te zingen, zodat dominee van Sprang zijn preek moest staken. Na die dienst bij het uitspreken van de zegen over Maassluys, ontstond er in de Groote-Kerk plots een geweldig geschreeuw aangeheven door een ploeg visserslui, lediglopers en vrouwkenslieden plus de lokale melkboer met zijn twee jongens! Gelukkig wist de organist het orgel in de kerk de zwaarste orgeltonen te laten blazen om zo de tierende bende te overstemmen. Aan schelden en bedreigingen ondertussen geen gebrek; “eenige scheepstimmermannen wilden er met hunne bijlen op het orgel aan”. De liefhebbers van de moderne zangtrant ontzonk echter geenszins de moed, en zowaar het ging een aantal weken goed.

Sterker de halve toonders richtten een zangschool op om nog vlotter beslagen ten ijs te komen. Toen de vissers echter weer na weken van zee terugkwamen ontstond er spoedig weer een oploop waarbij opgeschoten jongelui niet ontbraken, en de zangschool werd het bestaan onmogelijk gemaakt. Op 22 september zou dominee  van Sprang voor de voorbereiding van het Heilig Avondmaal preken, toen plots weer een bende vissers, jongens en vrouwkenslieden schreeuwende en tierende  –aangevoerd door Kaat Persoon alias Kaat de Frans- de kerk instoof. Dominee van Sprang  ontstelde hierop danig van het tumult en …. vroeg om een glaasje water uit de put. Het gepeupel dreigde als men niet tot de langzame zangwijze terugkeerde, dat men dan het orgel omver zou halen en de pijpen eruit zou breken. De halve toonders zwichtte voor dit geweld en tot juli 1776 werd weer zonder stoornis op de oude wijze gezongen, ofschoon de vooruitstrevende kerkgangers zich natuurlijk slechts bij noode schikten. Zij dienden derhalve een verzoekschrift bij de kerkeraad in, de liefhebbers van de zangwijze in de oude stijl waren evenwel dadelijk met een contramemorie present.

Foto Wikipedia

De Maassluys burgemeester wilde bemiddelen en stelde de partijen –op raadhuis ontboden- voor; “dat men noch de korte, noch de lange, doch de middelmatige zangtoon zou bezigen”. Zijn Salomo’s advies kon echter geen genade vinden in de ogen van de langzame zangers. Zij liepen direct het raadhuis uit, aan de samengevloeide menigte verkondigende; “dat men de oude zangtoon gestolen had”. Nu dat was niet tegen dovemans oren gezegd. De menigte stormde het raadhuis daarop binnen en eiste onmiddellijk teruggave bij B&W. Men liet zich op het raadhuis als bestuurders niet nogthans van de eigenwijs brengen, en de lange zangtoon werd vaarwel gezegd.

Twee dagen later daarop,  voer de gehele vissersvloot binnen en werden de gelederen van de weerbarstige langzame zangers aanzienlijk versterkt, nu konden woorden in daden worden omgezet. Vissers en werkmanslieden kwamen ten huize van koekmaker Sloots bijeen, alwaar ze werden onthaald op anijs & zoetekoek. De uitwerking was wonderbaarlijk. Na de geneuchten bij Sloots, liepen Gideon van de Kraan en Ary Wouterszoon in de avond met hoeden op het hoofd al razende door de Groote-Kerk. Twee voorbijgangers werden door hen ernstig  mishandeld en een inmiddels opgetrommelde tierende menigte trok langs alle huizen van de moderne zangers, en bracht daar provocerende serenades. Op dien zondag vanaf toen, waren de moderne halve-toonders de pineut, en overgeleverd aan de verdedigers van de oude zangwijze. De organist werd deerlijk mishandeld en velen met de dood bedreigd. Ruiten werden door de opstandelingen na de kerkdienst ingeworpen bij vlot-zangers, deuren opengerameid, meubilair vernield. En de overheid deed niets. De zondag daarna bereikte het oproer zijn hoogtepunt.

In de avond trok een door van der Kraan en Wouterszoon aangevoerde horde door het stadje –met ijselijk gezwets- dat men bloed moest zien en dat men paskwilmakers en al die nieuwerwetse zangers vermoord moesten worden. Bij verschillende korte zangers (of familie) werd alles ferm kort en klein geslagen. Ouden van dagen werden jammerlijk afgerost, vrouwen mishandeld. Men nuttigde geen anijs & zoetekoek meer. Neen. Men deed aan het zuipen van wijnen en fijne dranken, alle geroofd met tal van kleinigheden uit het huis van de gelynchte kortzanger Hendrik Valk.

Een zeilmaker werd bijna doodgeslagen. De vrouw van een schoenmaker werd bij haren door twee straten gesleept, en daarna tot bloedens mishandeld zodat ze een maand lang krankzinnig, en elf weken bedlegerig gebleven is. Kerkvoorzanger Ouboter werd zo geslagen dat men hem voor dood hield. Ter zijne huize werd alles, zowel binnen als buiten afdoende vernield, het zilver gestolen, kleederen verscheurd, de kasten leeggehaald en de inhoud grondig vertrapt. De zieke vrouw van Luyendijk werd dapper geslagen en mishandeld en zo voort! Dit oproer, het psalmoproer, duurde tot middernacht, waarna de bende eindelijk lam gezopen, verdoofd uiteenging.

Gezag hersteld
Nu werd het de lokale overheid toch al te gortig. Zij besloot in te grijpen en het gerucht verspreidde zich dan ook weldra, dat er troepen uit Delft ten aantocht waren om de opstand te dempen. Wel sloeg velen nu de schrik om het hart, maar ander Maassluyzenaren waren nu echt door het dolle heen. Sommigen zopen genever met buskruit, beten dan de roemers in stukken en kauwden die met bloedend tong en lippen afgrijselijk dreigend, dat zij de harten hunner tegenstanders ten lijve uittrekken –en met peper & zout toebereid- smakelijk zouden opvreten! Menigeen zijn hierna door  al die beroeringen hun gezondheid kwijtgeraakt, of zijn door beroerten overvallen en hebben er het leven bij ingeschoten. De oudste predikant was reeds op 30 maart ten gevolge van het van streek raken door de gebeurtenissen overleden. Het tumult was door ingrijpen hogerhand nu spoedig bedwongen. De raddraaiers konden merendeels gevangen worden genomen.

De ambachtsvrouwe van Maassluys met haar zetel in Delft, had voor haar schuldige burgers gratie weten te verkrijgen bij de Opperst-Bloedraad. Deze lokale gekken en ander gespuis –zo staat in de gerechtsanalen te Delft- waren in Maassluys zo talrijk, dat Maassluys indien zij allen naar verdiensten in rechten vervolgd waren, ontvolkt zou worden en te gronde zou gaan. Kaat de Frans, Jan van der Thuin, Gideon van der Kraan en Ary Wouterszoon waren van deze algemene amnestie uitgezonderd. De beidde eersten werden voor twaalf jaar, de twee anderen voor zes jaar, ten Delflande uitgebannen. 

 

Meer nieuws uit
Zoeken