‘s-Gravenhage 06.11.2024 – De Nederlandse Staat mocht een smaakjesverbod voor e-sigaretten invoeren ter bescherming van de volksgezondheid. Dat volgt uit een uitspraak in een bodemprocedure bij de rechtbank Den Haag. British American Tobacco (BAT) en Nicoventures hadden een procedure aangespannen tegen de Staat omdat ze het smaakverbod onrechtmatig vinden, maar de rechtbank wijst de vorderingen af. De schadelijkheid van e-sigaretten en de aanzuigende werking van zoete smaken op jongeren staan voldoende vast, oordeelt de rechtbank.
Smaakverbod
In juni 2020 kondigde de toenmalige staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het smaakverbod voor e-sigaretten aan. Dit houdt in dat aan e-sigaretten geen andere smaken mogen worden toegevoegd dan bepaalde soorten tabakssmaken. Dit was volgens het kabinet nodig door nieuwe inzichten over de schadelijkheid, mate van verslaving en aantrekkelijkheid van deze producten voor jongeren. Volgens de Staat is steeds meer duidelijk dat met name jongeren door de – veelal zoete – smaken worden aangetrokken. Er bestaan volgens de Staat ook sterke aanwijzingen dat de e-sigaret met zoete smaak een opstapproduct is naar het roken van reguliere sigaretten. Het smaakverbod past volgens de Staat in het streven naar een rookvrije generatie in 2040. Sinds 1 januari 2024 handhaaft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit het smaakverbod.
BAT vindt dat de Staat door het smaakverbod het beginsel van het vrij verkeer van goederen binnen de EU schendt en dat dit niet gerechtvaardigd is. Volgens BAT heeft de Staat onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd dat de volksgezondheid gediend zal zijn met een smaakverbod. Een verbod zal zelfs averechts werken omdat minder rokers in een poging te stoppen, zullen overstappen op de e-sigaret, aldus BAT. Daar komt bij dat voormalige rokers die al op de e-sigaret zijn overgestapt weer zullen terugvallen op sigaretten. Daarnaast is het volgens BAT onmogelijk om met de zestien toegestane vloeistoffen e-sigaretten (met tabakssmaak) te maken. Daarom komt het smaakverbod volgens BAT in feite neer op een verbod op e-sigaretten.
Oordeel rechtbank
De rechtbank oordeelt dat het smaakverbod niet onrechtmatig is. De schadelijkheid van de e-sigaret en de aanzuigende werking van de zoete smaken op jongeren, rechtvaardigt op zichzelf al het smaakverbod in het licht van het streven naar een rookvrije generatie in 2040. Dat de e-sigaret een opstapproduct naar reguliere sigaretten zou zijn, hoeft dan ook niet wetenschappelijk bewezen te zijn. Het mogelijk nadelige effect van het smaakverbod voor stoppende rokers legt onvoldoende gewicht in de schaal, vindt de rechtbank. De Staat heeft de politieke beoordelingsruimte om in het kader van de volksgezondheid het belang van de jeugd en van een toekomstige rookvrije generatie zwaarder te laten wegen. Daarbij weegt mee dat e-sigaretten met tabakssmaak zijn toegestaan. Het is andere fabrikanten gelukt om dergelijke e-sigaretten te ontwikkelen. Rokers die proberen te stoppen door over te stappen op een e-sigaret kunnen dat dan ook onder het smaakverbod blijven doen.
De rechtbank oordeelt verder dat het smaakverbod inbreuk maakt op het vrij verkeer van goederen omdat het verbod ook e-sigaretten treft die in andere lidstaten rechtmatig geproduceerd of in het vrije verkeer gebracht zijn. Een dergelijke inbreuk ter bescherming van de volksgezondheid is echter gerechtvaardigd als die passend, noodzakelijk en evenredig is. De rechtbank vindt dat het ingevoerde smaakverbod aan die criteria voldoet. De schadelijkheid van e-sigaretten staat voldoende vast. Alleen over de mate van schadelijkheid bestaat nog enige wetenschappelijke discussie. Ook wijzen onderzoeksresultaten, van bijvoorbeeld de World Health Organization, uit dat er een noodzaak is voor het smaakverbod om gebruik van e-sigaretten door jongeren te verminderen. De rechtbank wijst de vorderingen van BAT af.