Toespraak burgemeester Karssen, Dodenherdenking 2015

Maassluis 04.05.2015 – Dames en Heren, jongelui, Ik begin mijn toespraak met een citaat van mijn voorgander, burgemeester Schwartz, dat hij, vlak na


de bevrijding, uitsprak op een openbare bijeenkomst. Hij was na het fluitincident afgezet door de Duitsers, en na de bevrijding weer op zijn post teruggekomen.

‘De oorlogsjaren zijn aan Maassluis niet zoo maar voorbijgegaan. Menigeen is gevallen als slachtoffer van de terreur des overweldigers. Velen, die ter zeevaart gingen, zijn om het leven gekomen in dienst onzer bondgenoten.

Scheepsrampen, deportaties, gevangennemingen waren dan ook aan de orde van den dag. Het eene wee volgde het andere op. Weinig plaatsen in ons vaderland zullen dan ook naar verhouding zooveel slachtoffers tellen als Maassluis.

Daarbij stond Maassluis bij den bezetter niet in goeden reuk. Men beschouwde het als een haard van verzet. Aanstelling van een Regeeringscommissaris – een maatregel, die slechts in enkele andere steden werd toegepast – achtte men noodig om de bevolking tot de rede te brengen en te temmen. Zoo stond Maassluis al spoedig bekend als het opstandige stadje aan de Maas.”

Na 70 jaar klopt nog elk woord van mijn voorganger, elke zin. Maassluis werd zeer lastig gevonden door de bezetters en Maassluis ís inderdaad hard getroffen door de oorlog. Meer dan 160 Maassluizers zijn door oorlogsgeweld om het leven gekomen, van zeer jong tot oud. Maassluis kende toen zo’n 9.000 inwoners. Dit betekent dat vrijwel iedere Maassluizer op zijn minst iemand moet hebben gekend, of familie was, van iemand die de bevrijding niet heeft mogen meemaken.

Als je kijkt naar wat er in Maassluis is gebeurd in de jaren 40-45, dan blijft het onvoorstelbaar dat dit ‘nog maar’ 70 jaar geleden is. Het fluitincident -waarover Ad van Liempt spreekt- , het bombardement van 1943, de vervolging van de Joden, het oppakken van de Maassluise Geuzen waarbij Jacques Boezeman tijdens een verhoor door de Duitsers werd doodgeslagen, de twaalf Maassluizers die omkwamen toen loodsboot 19 in de Nieuwe Waterweg op een mijn liep, de ellende die Maassluizers als dwangarbeiders moesten doorstaan: dit maakt allemaal voorgoed deel uit van de Maassluise geschiedenis. We zullen en mogen dit nooit vergeten.

Ik ben net zo oud als de bevrijding. Ik ben geboren in de hongerwinter, als jongste in ons gezin. Mijn vader was een verzetsman, in 1942 heeft hij bijna een jaar als gijzelaar vastgezeten in het kamp St. Michielsgestel, vanwege zijn werk voor de LO en zijn betrokkenheid bij het verzetsgerichte gereformeerd jeugdwerk. Toen hij in 1943 thuis kwam, pakte hij de verzets draad weer gewoon op en richtte met geestverwanten, uit alle lagen van de bevolking, een illegale krant op die zij De Kroniek van de Week noemden. Het motto was ‘Vrijheid ende is om gheen geld te koop’.

Mijn vader schreef op mijn geboortedag 14 oktober, als hoofdredacteur van die illegale Kroniek het volgende: ik citeer mijn vader nu, ‘Ons volk is in de grootste nood, die het sedert ons zelfstandig bestaan heeft gekend. Daarom dienen alle Nederlanders bewust van deze omstandigheid hiernaar te handelen. Thans geldt slechts een bevel: Het Vaderland voor alles getrouw! Houden we ons hieraan, dan is onze toekomst verzekerd.’ Hij schreef niet: ‘Vandaag is mijn jongste zoon geboren’, alles ging voor de publieke zaak

In april 1945 werd mijn vader verraden en werden zowel hij als mijn moeder gearresteerd en in de plaatselijk politiecel opgesloten. Mijn vader werd naar Gouda overgebracht en er was gerede angst voor zijn leven te vrezen. Wij, de zes kinderen, werden opgevangen door vrienden van onze ouders. Allemaal op en anders adres.. Mijn vader is op 4 mei door een verzetsgroep uit die gevangenis bevrijd. Op 5 mei werden we allemaal weer verenigd. Dat liep dus goed af.

Het liep niet goed af met een van mijn ooms, die ook in een LO – ploeg zat. Ook hij werd verraden, gearresteerd en naar een concentratiekamp gebracht, en is daar aan zijn ontberingen overleden. Een van mijn neefs, net zo oud als ik, heeft nooit zijn vader gekend. Soms was het lot van een vader, vriend of geliefde nog jarenlang na de oorlog onzeker. Leefde hij nog? Of als na lange onzekerheid duidelijk was dat hij was overleden: wat was er dan gebeurd? Hoe is hij gestorven? Waar is zijn graf? Is er sowieso een graf? Die emoties over de oorlog leven tot op de dag van vandaag.

Vorig jaar werden op de Markt en de Noordvliet vijf Stolpersteine geplaatst voor de woningen waar in de oorlog de Joodse families Van Gelderen en Colthof woonden, stenen waarover je ‘struikelt met je hart’ als je ze tegenkomt. Vijf Maassluizers die het leven verloren, alleen maar omdat ze Joods waren. Bij die onthulling waren ook nabestaanden aanwezig, speciaal voor de onthulling waren ze vanuit de Verenigde Staten naar Maassluis gekomen. Er vloeiden tranen, maar er was ook blijdschap.

Blijdschap omdat Maassluis deze vijf stadgenoten niet is vergeten, blijdschap omdat we de boodschap dat iedereen gelijk is en dezelfde fundamentele rechten heeft, blijven doorgeven. Voor racisme is in onze stad en in ons land geen plaats, daarvoor is hard gevochten door de geallieerden tot en met de laatste dag van de oorlog.

Toen de eerste dag van de vrede was aangebroken, ontstond er hoop dat de wereld nooit meer een gewapend conflict zou meemaken, daar zou de Verenigde Naties wel voor zorgen. Helaas weten we dat oorlog nog altijd niet is uitgebannen: de reeks conflicten na 1945 is lang, denk aan de Korea-oorlog, Vietnam, de oorlogen in Irak en Iran, de genocide in Rwanda, de verschrikkelijke burgeroorlog in het voormalig Joegoslavië en nu de strijd in Syrië.

Vorig jaar nog brak er een oorlog uit in Oekraïne, een strijd waarbij een passagiersvliegtuig uit de lucht werd geschoten. Zoals wij hier allen in de Groote Kerk weten, kwamen daarbij ook twee Maassluizers om het leven: Petra van Langeveld en haar zoon Gary Slok. Ze verloren hun leven door een conflict waarmee ze niets te maken hadden, net als de andere 296 slachtoffers.

Dames en heren, het landelijke thema van het Nationaal Comité 4 en 5 mei dit jaar is ‘Wie zijn ogen sluit voor het verleden, is blind voor de toekomst’, een uitspraak van de Duitse bondspresident Richard von Weiszäcker uit 1985.

Op 19 april dit jaar verging er een schip op de Middellandse Zee, honderden vluchtelingen verdronken, zoals u weet was dit niet het enige schip dat de afgelopen weken is omgeslagen en gezonken. Eén foto trof mij diep in mijn ziel. Een jong meisje in een roze jurk dreef met haar gezicht omlaag in het water, verdronken. Waarschijnlijk was ze bij het aankleden geholpen door haar moeder, misschien had ze haar wel gerustgesteld. Ja het wordt een moeilijke reis. Maar straks zijn we veilig, dan hoeven we nooit meer bang te zijn voor oorlog!

Als ik die duizenden vluchtelingen zie die de verschrikkingen van IS en het regime van Assad proberen te ontvluchten, dan denk ik ook aan de Duitse joden die vóór de oorlog wanhopig en vaak tevergeefs uit hun land probeerden te ontsnappen. De wereld moet daarom de mannen, vrouwen en kinderen die uit Syrië en andere oorlogsgebieden vluchten op alle mogelijke manieren helpen. Het is geen ver-van-ons bedshow, dat is de dure les van de Tweede Wereldoorlog. Want wie zijn ogen sluit voor het verleden, is blind voor de toekomst.

Ik dank u voor uw aandacht.

Meer nieuws uit
Zoeken