‘s-Gravenhage 07.04.2024 – Het aantal mensen dat naar verwachting in Nederland asiel aanvraagt dit jaar, is in lijn met de prognose van november 2023.
Bij ongewijzigd beleid komen er dit jaar naar verwachting tussen de 32.000 en 63.000 nieuwe asielzoekers naar Nederland. De totale asielinstroom komt dan mogelijk uit tussen de 49.800 en 78.500. Het gaat dan bijvoorbeeld ook om mensen die opnieuw asiel aanvragen en nareizigers door gezinshereniging. Met de aanhoudende oorlog in Oekraïne is ook een prognose opgenomen voor de instroom van vluchtelingen uit Oekraïne.
Uitdagingen en perspectief
Vorig jaar en dit jaar zijn er volgens de rijksoverheid belangrijke stappen gezet om meer grip te krijgen op migratie. Binnen Europa zijn afspraken gemaakt in het asiel- en migratiepact. Aan de buitengrenzen van Europa is de afspraak sneller te kijken wie een goede kans maakt op asiel en wie niet. Daarmee ontstaat er meer grip op wie Europa binnenkomt. Voor de groep met weinig kans op asiel wordt ingezet op terugkeer naar het eigen land als blijkt dat ze niet mogen blijven. Met landen als Marokko, Tunesië, Turkije, Egypte en Nigeria zijn afspraken gemaakt over het bestrijden van mensensmokkel, mensenhandel en terugkeer naar eigen land.
Voor gemeenten geldt sinds begin dit jaar de Spreidingswet. Het doel is genoeg opvangplekken te hebben die beter over het land verspreid zijn. Op dit moment is er nog steeds een tekort. Ook zijn er te veel statushouders in de asielopvang. Dit zijn mensen die in Nederland mogen blijven, maar nog geen eigen huisvesting hebben. Om de druk in de asielopvang omlaag te brengen zijn zogeheten doorstroomlocaties geopend. Statushouders kunnen daar tijdelijk verblijven, in afwachting van een permanente woning. Meer dan 30 gemeenten hebben aangegeven ook hiermee aan de slag te willen.
Aantal opvangplekken
Op basis van het verwacht aantal asielzoekers dat komt, de snelheid van de procedure en hoeveel mensen huisvesting krijgen in een gemeente, verwacht het COA dat er op 1 januari volgend jaar bijna 97.500 opvangplekken nodig zijn. Dit aantal kan oplopen naar 133.500 opvangplekken op 1 januari 2026. Vanuit de Spreidingswet is vastgesteld dat er uiterlijk per 1 juli volgend jaar 96.000 opvangplekken moeten zijn. De Spreidingswet kent een raming voor 2 jaar (tot 1 februari 2026) en deze is vastgesteld op 96.000 plekken. Dat aantal blijft leidend voor gemeenten. Wijzigingen tussendoor zijn mogelijk als er sprake is van een (nieuwe) oorlog of natuurramp, dat is op dit moment niet aan de orde.
Het blijft van belang om vooruit te kijken naar 2026 en hierover blijft het ministerie in gesprek met betrokken partijen. Daarbij ligt de focus op het beheersen van de instroom, mede door de Europese inzet, het beheersen van de doorstroom door de productie van de IND en het vergroten van de uitstroom van statushouders uit de asielopvang.
Huisvesting statushouders
Gemeenten hebben de wettelijke plicht om statushouders een passende woonruimte aan te bieden. Dat betekent dat de gemeenten de eerste helft van dit jaar voor 18.750 mensen een woning moeten toewijzen. Daar bovenop komt de achterstand van eind vorig jaar van ongeveer 6.400. Daarmee komt het totaal aantal op ruim 25.000 statushouders die voor 1 juli dit jaar een woning moeten krijgen. Omdat er teveel statushouders in de asielopvang blijven, moet het tempo omhoog. Dat is ook beter voor de mensen zelf, die kunnen integreren door bijvoorbeeld te werken of een opleiding te volgen. Voor de tweede helft van dit jaar moeten 17.000 statushouders worden gehuisvest.
Oekraïne
De oorlog in Oekraïne is nog altijd niet voorbij. Hierdoor blijven er ook vluchtelingen uit dit land naar Nederland komen. Voor dit jaar gaat het naar verwachting om 28.000 nieuwe mensen uit Oekraïne. De verwachting is dat per 1 januari volgend jaar rond de 136.000 vluchtelingen uit Oekraïne in Nederland verblijven. Hiervoor zijn 120.000 gemeentelijke opvangplekken nodig op 1 januari volgend jaar. Als gevluchte Oekraïners eigen inkomsten hebben door bijvoorbeeld werk, is het plan van hen een eigen bijdrage te vragen als tegemoetkoming in de kosten van opvang.