Nederland 20.10.2020 – De indirecte gevolgen van de eerste golf van de corona-pandemie in Nederland waren deze zomer op een aantal terreinen al uitgewerkt.
Zo was het aantal misdrijven teruggeveerd naar het oude niveau, evenals het totaal aantal afgesloten huwelijken plus partnerschappen. Zaken als de consumptie of het aantal vervoerde passagiers zijn echter nog ver van het oude niveau verwijderd. De economie is in het eerste halfjaar van 2020 buitengewoon hard geraakt. Niet eerder is zo’n sterke krimp van de Nederlandse economie waargenomen als over het tweede kwartaal. Toch viel deze krimp nog mee in vergelijking met veel andere Europese landen. Dit meldt het CBS.
Momenteel zitten we in een periode van verhoogde wekelijkse sterfte, die samenvalt met de opkomende tweede golf van de corona-epidemie in Nederland. Wel bleef in week 41, nu twee weken geleden, een verdere stijging uit. Dezelfde conclusies gelden ook voor een groep die extra aandacht behoeft, de Wlz-zorggebruikers waaronder bewoners van verpleeghuizen. De gevolgen van de eerste golf van de corona-pandemie in Nederland waren in sommige opzichten al uitgewerkt. Zo was het sterk teruggelopen aantal afgesloten huwelijken en partnerschappen in augustus tezamen weer terug op het niveau van eerdere jaren. Wel ligt het aandeel partnerschappen nu hoger. Ook het aantal geregistreerde misdrijven is na een daling in het voorjaar vanaf de zomer weer terug op het oude niveau. Het aantal overnachtingen door Nederlanders in Nederlandse logiesaccommodaties lag in juli zelfs boven het normale niveau, al had dat natuurlijk alles te maken met al dan niet zelfopgelegde beperkingen ten aanzien van buitenlandse reizen.
Zaken als luchtvaart, consumptie en werkloosheid zijn echter nog verre van teruggeveerd. Nu we een tweede, gedeeltelijke lockdown zijn ingegaan, nemen de zorgen over de economie verder toe. Nadat de economie in het eerste kwartaal al was gekrompen, kromp de Nederlandse economie in het tweede kwartaal met 8,5 procent ten opzichte van een kwartaal eerder. Dit was de sterkste krimp ooit gemeten.
Vergeleken met andere Europese landen kwam de Nederlandse economie er echter nog genadig vanaf. De Duitse economie kromp in het tweede kwartaal met 9,7 procent, de Belgische met 12,1 en de Franse met 13,8 procent. Binnen de Europese Unie is de Spaanse economie met een krimp van 17,8 procent in het tweede kwartaal het hardst getroffen. Het minst getroffen werd Finland. Maar ook de Finse economie kromp, met 4,4 procent. De grafiek van de bbp-ontwikkeling vanaf 2017 maakt duidelijk hoe uniek de situatie is. De fluctuaties in de kwartaalontwikkeling en de verschillen tussen landen vóór 2020 vallen in het niet bij wat daarna kwam. De eerste twee kwartalen van 2020 kenden een buitengewone krimp, die sterk verschilde per land.
Een belangrijke factor bij de krimp van de economie is de sterk teruggelopen consumptie door huishoudens. In Nederland kromp het consumptievolume in het tweede kwartaal met 10,8 procent ten opzichte van het voorafgaande kwartaal. In Duitsland was de krimp met 9,5 procent iets minder, in België en Frankrijk met 11,5 en 12,0 procent iets groter. In Spanje was de krimp met 23,7 procent vrijwel het grootst, op Malta na. Finland kwam samen met Litouwen uit op de laagste krimp, 6,4 procent.
Ondanks dat ook in Nederland de werkloosheid opliep, is deze naar Europese maatstaven nog altijd laag. In augustus bedroeg de werkloosheid in Nederland 4,6 procent van de beroepsbevolking (in september daalde deze iets). Maar een handvol EU-lidstaten, waaronder Duitsland, had in augustus een lagere werkloosheid. Het laagst was de werkloosheid in Tsjechië, met 2,7 procent. In Spanje was de werkloosheid met 16,2 procent verreweg het hoogst. De werkloosheid was in Spanje al relatief hoog en liep na het uitbreken van de pandemie ook nog eens pijlsnel op. Overigens is de werkloosheid in Griekenland waarschijnlijk nog iets hoger, maar cijfers over augustus zijn voor dit land nog niet beschikbaar.
Een bron van (internationale) zorg is de oplopende jeugdwerkloosheid. In augustus was deze in Nederland opgelopen tot 11,3 procent. In Spanje bedroeg deze maar liefst 43,9 procent.