Westland 13.02.2017 – De fractie CDA Westland heeft in januari collegevragen gesteld over uithuiszettingen en zorg voor kinderen.
Ingevolge het bepaalde in artikel 42 van uw “Reglement van Orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de Raad van de gemeente Westland 2016”, beantwoorden zij deze vragen.
Vraag 1
Door welke partijen in Westland wordt samengewerkt om uithuiszetting waar mogelijk te voorkomen?
Antwoord 1
Er zijn afspraken gemaakt tussen de woningcorporaties, team schuldhulpverlening en het SKT om uithuiszetting waar mogelijk te voorkomen.
Vraag 2
Welke maatregelen worden specifiek door de gemeente genomen om uithuiszetting te voorkomen?
Antwoord 2
Er is de afspraak dat door de woningcorporaties een signaal wordt gegeven wanneer er 2 maanden huurachterstand is. Dit is het moment dat door de woningcorporatie een deurwaarder wordt ingeschakeld. Op grond van dit signaal volgt er een check door team schuldhulpverlening of het huishouden bij hen bekend is. Zo ja dan gaat het team schuldhulpverlening hier mee aan de slag.
Door het SKT wordt de toets gedaan of het huishouden bij het SKT bekend is en zo ja, of er kinderen in het gezin aanwezig zijn. Indien een huishouden reeds bekend is bij het SKT dan wordt een signaal aan de betrokken zorgregisseur gegeven, die dit verder met het huishouden oppakt. Indien een huishouden nog niet bekend is en er kinderen aanwezig zijn, gaat er een signaal naar bemoeizorg van het SKT. Op grond van dit signaal zoekt bemoeizorg actief contact met het gezin. Er is hierbij altijd sprake van samenwerking met schuldhulpverlening en de woningcorporatie.
Onderdeel van deze afspraken is het Laatste Kans Beleid (LKB), waarin met de corporaties is afgesproken, dat de kosten van een huurachterstand gedeeltelijk door de corporatie bij de gemeente in rekening kunnen worden gebracht. Deze kosten worden betaald uit het zogenaamde Noodfonds. Het andere deel van de huurachterstand wordt dan meegenomen in het te starten traject van schuldhulpverlening. Uitgangspunt bij het LKB-beleid is wel, dat de betrokken huurder er slechts eenmaal voor in aanmerking komt en men dient mee te werken aan de oplossing van de (financiële) problemen.
Vraag 3
Wat gebeurt er met een gezin als uithuiszetting uiteindelijk toch plaatsvindt?
Antwoord 3
Uit vorenstaande blijkt dat er maximaal wordt ingezet om uithuiszetting te voorkomen.
In het afgelopen jaar hebben er totaal 8 uithuiszettingen plaatsgevonden. In geen van de gevallen waren er gezinnen met kinderen betrokken.
Mocht het ondanks alle bovenstaande maatregelen toch tot een uithuiszetting komen, en het gezin is bekend bij het SKT, dan wordt door het SKT de opvang van de kinderen zoveel mogelijk binnen het eigen netwerk geregeld. Als het gezin nog niet bekend is, wat met de eerder vermelde afspraken voorkomen moet worden, en er is sprake van uithuiszetting dan wordt er direct een zorgregisseur aan gekoppeld om de opvang van de kinderen te regelen.
Bij ontruiming op korte termijn wordt het CIT (crisisinterventieteam Haaglanden) ingeschakeld. Dan zorgen zij voor opvang van de kinderen, eveneens zo veel mogelijk binnen het eigen netwerk.
In alle gevallen zal zowel het SKT als het CIT niet alleen de opvang regelen maar ook het inzetten van de benodigde hulpverlening om herhaling te voorkomen het gezin weer op de rit te krijgen. Het CIT draagt het gezin na afwending van de crisis over aan het SKT.
Vraag 4
Kan een gezin/persoon gedwongen worden om hulp te aanvaarden van een budgetcoach/schuldhulpmaatje?
Antwoord 4
De budgetcoach of schuldhulpmaatje kan gedurende de schuldhulpverlening als een verplichting in het plan van aanpak worden opgenomen. Het niet voldoen aan een eventuele verplichting kan reden zijn om de schuldhulpverlening te beëindigen. In de praktijk komt dit overigens nauwelijks voor.
Wij gaan er vanuit uw vragen met deze brief te hebben beantwoord.
Burgemeester en wethouders van Westland,
de secretaris, de burgemeester,
M. van Beek |
J. van der Tak |