College geeft uitleg over boetebeleid voor kinderopvangorganisaties in Westland

Westland 14.09.2015 – De fractie VVD heeft collegevragen gesteld over de hoge boetes voor de Kinderopvang in gemeente Westland.


Ingevolge het bepaalde in artikel 26 van uw “Reglement van Orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de Raad van de gemeente Westland 2013”, beantwoorden zij deze vragen als volgt:

Vraag 1

Nu er ruim een jaar is verstreken sinds de invoering van de beleidsregels handhaving kinderopvang gemeente Westland 2014, is het tijd voor een evaluatie. Kan het college ervoor zorg dragen dat deze evaluatie op korte termijn, te weten in het najaar 2015, gehouden wordt?

Antwoord 1

Op 8 april 2014 is het handhavingsbeleid gemeente Westland 2014 vastgesteld en per 1 juli 2014 in werking getreden. Dit betekent dat het van toepassing is op overtredingen die na 1 juli 2014 hebben plaatsgevonden en zijn geconstateerd. In de praktijk betekent dit dat het eerste GGD inspectierapport, waarop middels een boetetraject handhavend is opgetreden, in november 2014 is ontvangen. De eerste boete is uiteindelijk op 18 december 2014 opgelegd. Het beleid is derhalve in het najaar, oktober 2015, een klein jaar actief en voelbaar.

Om te kunnen meten of de uitvoering van het handhavingsbeleid ook in Westland leidt tot betere naleving van de basiseisen, is een langere periode nodig dan een jaar. Een evaluatie in het najaar 2015 geeft derhalve –nog- geen informatie over het effect. Hier is tenminste een periode van twee jaar voor nodig. Immers, de kinderopvanglocaties worden eenmaal per jaar geïnspecteerd, waardoor na één jaar niet zichtbaar wordt of er sprake is van verbetering. Wel wordt in december 2015/januari 2016 een uitgebreide notitie met de stand van zaken opgesteld. 

 

Vraag 2

Kan bij deze evaluatie inzichtelijk worden gemaakt hoeveel boetes er zijn opgelegd sinds 1 juli 2014 en voor welke feiten, e.e.a. in vergelijking tot de periode voorafgaand aan 1 juli 2014?

Antwoord 2

Ja, in de notitie met de stand van zaken (zie antwoord 1) wordt benoemd hoeveel boetes zijn opgelegd na 1 juli 2014. In de periode voor 1 juli 2014 zijn geen bestuurlijke boetes opgelegd, ondanks dat dit conform het geldende beleid wel had gekund. Wij hebben er in het kader van zorgvuldigheid in die periode voor gekozen te wachten met boeteoplegging, totdat de houders op zorgvuldige wijze waren voorgelicht over het beleid. Bij de evaluatie in de tweede helft van 2016 (twee jaar na daadwerkelijke toepassing van het beleid) wordt nagegaan wat de ontwikkelingen zijn ten aanzien van overtredingen waarvoor een boete is opgelegd.

Vraag 3

Kan het college ervoor zorgen dat bij deze evaluatie de kinderopvangorganisaties, zodanig (inhoudelijk) betrokken worden, dat dit zinvol is?

Antwoord 3

Ja, bij de evaluatie die in de tweede helft van 2016 plaatsvindt, worden de kinderopvangorganisaties betrokken. 

Vraag 4

Is de gemeente primair niet verplicht, zoals bij de uitvoering van de Wet Fraude, om rekening te houden met de omstandigheden van de situatie en de ernst van de geconstateerde overtreding teneinde zo nodig en afhankelijk van de verwijtbaarheid boetes te matigen? In welke mate wordt aan die verplichting uitvoering gegeven? En in hoeverre kan meer rekening gehouden worden met de omstandigheden van het geval?

Antwoord 4

In het afwegingskader behorend bij het handhavingsbeleid is vastgelegd voor welke overtredingen een boete wordt opgelegd, de hoogte van de boete etc. Dit afwegingskader is gebaseerd op het model van de VNG. Daarnaast wegen wij in iedere zaak de omstandigheden van het specifieke geval.

Vraag 5

Subsidiair, indien het onder 4 genoemde niet op gaat: kan dan in de evaluatie ook meegenomen worden de behoefte van de kinderopvangorganisaties om meer rekening te houden met de omstandigheden van het geval?

Antwoord 5

Zoals bij het antwoord op vraag 4 is aangegeven, worden de omstandigheden van het specifieke geval altijd meegewogen.

Vraag 6

Kan in de evaluatie ook worden onderzocht wat het effect is van de invoering van de beleidsregels, m.a.w. of dit de kwaliteit wel ten goede komt, of dat het doel wordt voorbij gestreefd? En kan worden aangegeven op welke onderdelen de beleidsregels in het licht van vorenstaande aanpassing behoeven?

Antwoord 6

Ja, bij de evaluatie in de tweede helft van 2016 is het effect van de handhaving op de kwaliteit van de kinderopvang een belangrijk onderdeel. Daarnaast wordt in december 2015/januari 2016 een uitgebreide notitie met de stand van zaken opgesteld.

Wij gaan er vanuit uw vragen met deze brief te hebben beantwoord.

Burgemeester en wethouders van Westland,

de secretaris,                       de burgemeester,

M. van Beek

J. van der Tak

 

Ambtelijke inzet

Naar aanleiding van de raadsmotie d.d. 18 maart 2015 wordt aangegeven hoeveel inzet is gepleegd om deze vragen te beantwoorden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen vaste en variabele inzet. Onder de vaste inzet wordt verstaan het (besluitvorming) proces dat altijd nodig is om de beantwoording te verzorgen. Dit betreft circa 2 uur, wat resulteert in vaste loonkosten van circa € 176,00. Daarnaast is circa 4 uur ambtelijke inzet gepleegd voor de inhoudelijke beantwoording, wat resulteert in € 352,00 (aantal uren x € 88,00). In totaal betreft het dus

 

€ 528,00 aan loonkosten. Voor de beantwoording zijn geen kosten gemaakt voor externe advisering.

Meer nieuws uit
Zoeken