College Westland beantwoordt vragen over oplopende schulden

Westland 12.09.2015 – De fractie Westland Verstandig heeft collegevragen gesteld over de stijgende schulden van de gemeente.


In de inleiding van de artikel 26 vragen doet de fractie van WV een aantal uitspraken / stellingen die de vraag en daarmee beantwoording in een verkeerd perspectief kunnen plaatsen. In dat verband hechten het college er waarde aan eerst daarop kort te reageren voordat zij tot beantwoording van de vragen overgaan.

De fractie van WV stelt onder meer dat het college vorig jaar heeft geweigerd om vrijwillig de houdbaarheidstest gemeentefinanciën van de VNG toe te passen. Deze stelling doet geen recht aan het feit dat wij al ruim voor 2014 een zogenoemde stresstest hebben laten uitvoeren (met veel aandacht voor schuld- en grondpositie). Deze stresstest gaf een goed beeld van de financiële positie van de gemeente in al haar facetten. Kort daarop een nieuwe test uitvoeren zou daarin geen ander inzicht hebben gegeven. Wij hebben aangegeven om het VNG-model aansluitend aan de jaarrekening over 2014 op basis van dan nieuwe data in te vullen.

De fractie van WV is van mening dat de rekening van de oplopende schulden wordt doorgeschoven naar toekomstige generaties. De rente en aflossing op de leningen wordt echter jaarlijks betaald dus is er geen sprake van doorschuiven.

Collegevragen over schuldenbubbel in Westland

Vervolgens maakt de fractie van WV een vergelijking met het uitgaven – en inkomstenpatroon en het vakantiegeld van een gezinshuishouden. Die vergelijking gaat niet op. Schulden ontstaan door aankoop van bezittingen (grond, investeringen). Daar past dan een vergelijking met  het kopen van een huis door een gezinshuishouden, dat daar in het algemeen ook een (hypotheek)lening voor afsluit.

En daarbij is het voor een gemeente ook gebruikelijk om een systeem van totaalfinanciering te hanteren. De gemeente leent dan geen geld voor elke specifieke investering maar bepaalt integraal de daadwerkelijke financieringsbehoefte op enig moment. Op die manier kan een gemeente ook maximaal gebruik maken van kortlopende financiering en optimaal profiteren van de bijbehorende lage rente.

Ook stelt de fractie van WV dat het uitgangspunt “financiële duurzaamheid” van het college niet wordt waargemaakt en dat er elk jaar meer geld wordt uitgegeven dan dat er binnenkomt. Deze uitspraak is niet juist. In antwoord 2 (hieronder) wordt een en ander nader toegelicht.

Ingevolge het bepaalde in artikel 26 van uw “Reglement van Orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de Raad van de gemeente Westland 2013”, beantwoorden wij de vragen van WV verder als volgt.

Vraag 1

Is de tabel met de schuldenontwikkeling die de fractie van Westland Verstandig heeft opgesteld op basis van alle beschikbare en vastgestelde jaarverslagen en begrotingen van de gemeente Westland over de periode 2004-2015 (incl. meerjarenbegroting 2016-2017) juist? (Zo neen, waarom niet en welke bedragen kloppen niet?)

Antwoord 1

De tabel is juist. Daarbij herkennen wij ons overigens zeker niet in alle opmerkingen die de fractie van WV onder de tabel maakt. Deze zijn op zijn minst eenzijdig of gekleurd. Zo legt de fractie bijvoorbeeld wel de nadruk op de jaren met een negatieve afwijking, terwijl er net zo veel jaren zijn met een positieve afwijking.

Vraag 2

Is de conclusie juist dat tot op heden de ontwikkeling van de schulden de resultante (uitkomst) is van het gevoerde (financieel) beleid over die jaren en dat daarop niet vooraf is/wordt genormeerd of gestuurd?

Antwoord 2

De conclusie is onjuist. Ons college stuurt op een structureel sluitende begroting op basis van de voor gemeenten geldend begrotingsvoorschriften van het BBV. Investeringen worden binnen deze systematiek gefinancierd met langlopende leningen. De hieruit voortvloeiende verplichtingen van rente (over de geldleningen) en afschrijvingen (van de investeringen) worden ten laste van de jaarlijkse exploitatie gebracht. Die lasten worden samen met de andere exploitatielasten van de gemeente gedekt door de jaarlijkse inkomsten van de gemeente zodat er wel degelijk sprake is van (structureel) sluitende begrotingen van de gemeente.

De huidige schuldpositie wordt bepaald door de omvangrijke grondpositie en door de genomen raadsbesluiten om te investeren in de Westlandse samenleving. In het licht van de hiervoor geschetste (en voorgeschreven) systematiek is het met name van belang dat rente en afschrijving gedekt kunnen worden binnen de begroting. De gemeente is hiertoe (ook in de meerjarenbegroting) goed in staat.

Er wordt derhalve wel degelijk gestuurd, te weten via een sluitende meerjarenbegroting. Daarnaast wordt er in lijn met het CWP ook gestuurd op de schuldpositie door het rentevast maken van de soliditeitsreserve en door de herprioritering van investeringen die bij de Voortgangsrapportage CWP 2015-2019 is uitgevoerd.

Vraag 3

Het College maakt andere politieke keuzes, dat blijkt uit het Collegewerkprogramma en de laatste voortgangsrapportage van dat programma, dan dat op grond van het bestuursakkoord nog verwacht mocht worden. Is het College met Westland Verstandig van mening dat de ontwikkeling van de schulden zorgen baart nu en vooral naar de toekomst met toenemende aflossing

en zeker als de rentelast stijgt, ook in de wetenschap dat daartegenover in de boekhouding bezittingen staan? Wordt het tijd om daarop te gaan normeren en te sturen of is dat niet nodig of te vroeg?

Is het College met ingang van de komende begroting (2016-2019), die deze en volgende maand wordt voorbereid, voornemens om een begin te maken met normeren en sturen op de schuldenpositie? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 3

Wij zijn het niet met u eens dat de ontwikkeling van de schuldpositie zorgen baart, juist vanuit de wetenschap dat er tegenover die schulden ook omvangrijk bezit staat. Daarnaast blijven wij van mening dat bij de sturing op de financiële positie van de gemeente de vraag centraal staat of er sprake is van een structureel sluitende begroting (waarbinnen de rentelasten over de schuld goed betaald kunnen worden). Wel zijn wij het met u eens dat de schuldpositie aandacht vraagt. Deze aandacht is ook benoemd in ons Collegewerkprogramma en daar handelen wij ook naar.

In de begroting 2016-2019 vertaalt deze aandacht zich in een aantal maatregelen om de schuldpositie te beïnvloeden. Zo spannen wij ons in om in goed overleg met enkele partners de grondbankfunctie (en daarmee de schuldpositie) te verlagen. Ook ons voorstel om vanaf 2016 de reserve Versterking financiële soliditeit rentevast te maken draagt bij aan versterken van de eigen-vermogenspositie van de gemeente en hierdoor ook aan de beheersing van de schuldpositie. Daarnaast hebben voor de nieuwe investeringen in de begroting 2016-2019 dekking gevonden door herprioritering binnen de bestaande investeringsportefeuille. Ook dit levert een positieve bijdrage.

Naast sturing vraagt u om normering van de schuld. U verwijst daarvoor naar een passage in het bestuursakkoord waarin is opgenomen dat in de huidige bestuursperiode wordt bepaald welke (nieuwe) normen gehanteerd kunnen worden in de relatie tussen de bezittingen en schulden, om hierop vervolgens te kunnen sturen. Zoals bekend worden hiervoor landelijke normen gepubliceerd die met ingang van 2016 ook in de begroting worden opgenomen. Deze normen doen wat ons college betreft echter onvoldoende recht aan diverse andere factoren die bij weging van de schuldpositie betrokken moeten worden. Wij beraden ons nog of er andere, meer geschikte normen zijn die vanuit alle aspecten een juiste weging geven. Belangrijker dan die normering vinden wij echter dat er daadwerkelijk concrete acties plaatsvinden om de schuldpositie te beïnvloeden en daarvan is volgens ons in de begroting 2016-2019 sprake.

Vraag 4

De nieuwe regelgeving die is ingegaan per 17 juli jl. noopt tot meer transparantie in de informatieverstrekking inzake een aantal financiële kengetallen, waaronder de netto schuldquote. (vergelijk de linkjes met elkaar red.)

Is het College bereid om de netto schuldquote van Westland gebaseerd op de jaarverslagen 2013 en 2014 te verstrekken, zodat bij de komende begroting de ontwikkeling van dit kengetal over een aantal jaren beschikbaar komt voor de Raad? Dezelfde vraag voor de jaren 2017-2019 (meerjarenbegroting)?

Antwoord 4

De netto-schuldquote over 2013 en 2014 wordt op grond van de nieuwe regelgeving in de komende begroting (2016-2019) opgenomen. Wij zullen in deze begroting uiteraard voldoen aan de BBV-voorschriften. Die voorzien niet in opname van meerjarige kengetallen. Mede omdat gemeenten niet beschikken over een geprognosticeerde balans worden kengetallen voor de jaarschijven na 2016 niet opgenomen.

Wij gaan er vanuit uw vragen met deze brief te hebben beantwoord.

Burgemeester en wethouders van Westland,

de secretaris,                       de burgemeester,

M. van Beek

J. van der Tak

 

Ambtelijke inzet

Naar aanleiding van de raadsmotie d.d. 18 maart 2015 wordt aangegeven hoeveel inzet is gepleegd om deze vragen te beantwoorden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen vaste en variabele inzet. Onder de vaste inzet wordt verstaan het (besluitvormings)proces dat altijd nodig is om de beantwoording te verzorgen. Dit betreft circa 2 uur, wat resulteert in vaste loonkosten van circa € 176,00. Daarnaast is circa 3 uur ambtelijke inzet gepleegd voor de inhoudelijke beantwoording, wat resulteert in € 264,00 (aantal uren x € 88,00). In totaal betreft het dus € 440,00 aan loonkosten. Voor de beantwoording zijn geen kosten gemaakt voor externe advisering.

 

 

 

 

 

 

Meer nieuws uit
Zoeken