Stand van zaken Islamitisch onderwijs in Westland

Westland 04.06.2021 – Op 18 mei hebben B&W vragen ontvangen van de fractie Gemeentebelang Westland en de fractie Westland Verstandig over het bouwheerschap


van de nieuw te vestigen islamitische school.

Ingevolge artikel 42 van het Reglement van Orde informeren zij u als volgt.

Vraag 1

Wilt uw college bevestigen dat zij het besluit van de meerderheid van de gemeenteraad m.b.t. een nieuw te vestigen islamitische school in Westland respecteert en derhalve géén actieve medewerking zal verlenen aan het vestigen van een islamitische school in Westland, tenzij wet en regelgeving het college daartoe nadrukkelijk dwingt.

Antwoord 1

Met betrekking tot de vestiging van de school geven wij medewerking aan hetgeen wet- en regelgeving ons opdraagt.

Islamitisch onderwijs in Westland met jaar uitgesteld

Vraag 2

Deelt uw college onze opvatting dat op grond van wet- en regelgeving het bestuur van Yunus Emre de eerst verantwoordelijke partij is voor het (met daartoe door de gemeente beschik baar te stellen gelden) realiseren van de huisvesting voor de nieuw te stichten school (zie onder andere Wet op het primair onderwijs, artikel 103 ‘Bouwheerschap’).

Antwoord 2

Volgens artikel 103, lid 1 van de WPO geeft het bevoegd gezag van een niet door de gemeente in standgehouden school opdracht de voorziening in de huisvesting tot stand te brengen met daartoe door de gemeente beschikbaar te stellen gelden, tenzij het met burgemeester en wethouders overeenkomt dat de gemeente deze voorziening tot stand brengt. Wij hanteren al een aantal jaren de lijn dat schoolbesturen opdrachtgever en daarmee bouwheer zijn voor de realisatie van huisvestingsvoorzieningen. Verzoeken van schoolbesturen om de rol van opdrachtgever/bouwheer over te nemen worden niet meer gehonoreerd. Dit geldt dus ook voor het realiseren van huisvesting voor de islamitische school.

Vraag 3

Wilt u alsdan bevestigen dat uw college zich met betrekking tot het realiseren van de huisvesting van een islamitische school in Wes tland, zal beperken tot de uitvoering van de taken die nadrukkelijk door wet- en regelgeving zijn gesteld. 

Antwoord 3

Met betrekking tot de huisvesting van de school geven wij uitvoering aan hetgeen in wet- en regelgeving is gesteld. In dit kader willen wij nog wel een opmerking plaatsen over uw conclusie dat het college zich inmiddels actief inspant bij het vinden van huisvesting of een geschikte bouwlocatie voor de nieuw te stichten school. Zoals u weet, heeft het schoolbestuur een huisvestingsaanvraag ingediend om met ingang van het schooljaar 2022/2023 te kunnen starten. Op grond van artikel 11, lid 2 van gemeentelijke verordening onderwijshuisvesting (hierna verordening) moeten wij uiterlijk op 31 december 2021 over alle ingediende huisvestingsaanvrag en besluiten. Goedgekeurde aanvragen worden opgenomen in het huisvestingsprogramma voor het jaar 2022. De niet goedgekeurde aanvragen worden op het zogenaamde huisvestingsoverzicht geplaatst. In de verordening zijn meerdere huisvestingsopties opgenomen.

Volgens artikel 2 kan het college, in overleg met een schoolbestuur, op de volgende manieren voorzien in de huisvesting:

• nieuwbouw
• een bestaand gebouw geheel of gedeeltelijk geschikt maken voor onderwijs gebruik
• medegebruik van leegstaande lokalen in een school
• tijdelijk gebruik van semipermanente lokalen Bij de afweging wordt uiteraard ook rekening gehouden met de kosten.

Uitgangspunt voor ons is huisvesting die voldoet aan de eisen om verantwoord onderwijs te kunnen geven en tegen de laagst mogelijke kosten gerealiseerd kan worden. Om de afweging te kunnen maken is het noodzakelijk om tijdig de mogelijk heden en onmogelijkheden van de opties te verkennen. De mededeling van wethouder Van der Stee over locatieonderzoek in de commissie MO van 17 mei jl. moet dan ook in deze context geplaatst worden.

Hieronder treft u een link aan naar de verordening.

Meer nieuws uit
Zoeken