Jaar | Eigenaar (% van huishoudensinkomen) | Huurder van een woningcorporatie (% van huishoudensinkomen) | Huurder van een niet-woningcorporatie (% van huishoudensinkomen) |
---|---|---|---|
2018 | 20,4 | 31,0 | 33,5 |
2019 | 19,9 | 30,7 | 33,4 |
2020 | 18,7 | 29,0 | 32,2 |
2021 | 18,3 | 29,7 | 32,5 |
2022 | 17,1 | 24,6 | 30,1 |
2023* | 17,1 | 25,4 | 30,2 |
*voorlopige cijfers |
Woonlasten sterkst gestegen bij huurders van een niet-woningcorporatie
De totale woonlasten, de totale maandelijkse lasten die een huishouden kwijt is aan wonen, waren in 2023 wel hoger dan in 2018. Voor huurders van een niet-woningcorporatie zijn de mediane woonlasten met 23 procent het hardst gestegen, voor eigenaren (6 procent) en huurders van een woningcorporatie (11 procent) stegen ze minder hard. Hierbij speelt mee dat vooral huurders van een woningcorporatie profiteerden van zowel de energiemaatregelen van het kabinet om de energiekosten van huishoudens te verlagen in het najaar van 2022 als van de bevriezing van de kale huur van sociale huurwoningen in de zomer van 2021.
Jaar | Eigenaar (euro) | Huurder van een woningcorporatie (euro) | Huurder van een niet-woningcorporatie (euro) |
---|---|---|---|
2018 | 758 | 558 | 853 |
2019 | 771 | 571 | 890 |
2020 | 752 | 559 | 901 |
2021 | 763 | 592 | 949 |
2022 | 750 | 562 | 954 |
2023* | 806 | 617 | 1045 |
*voorlopige cijfers |
Inkomens sterker gestegen dan woonlasten
De lagere woonquote is het resultaat van het feit dat de inkomens sterker zijn gestegen tussen 2018 en 2023 dan de woonlasten. Ten opzichte van 2018 is het mediane inkomen in 2023 met 33 procent het hardst gestegen voor huurders van een niet-woningcorporatie. Voor eigenaren en huurders van een woningcorporatie was dit respectievelijk 27 en 25 procent.
Jaar | Eigenaar (x 1 000 euro) | Huurder van een woningcorporatie (x 1 000 euro) | Huurder van een niet-woningcorporatie (x 1 000 euro) |
---|---|---|---|
2018 | 47,0 | 21,6 | 28,6 |
2019 | 49,2 | 22,4 | 30,3 |
2020 | 50,9 | 23,0 | 31,7 |
2021 | 52,9 | 23,7 | 33,3 |
2022 | 55,2 | 24,6 | 34,8 |
2023* | 59,8 | 26,9 | 38,0 |
*voorlopige cijfers |
Grootste daling in woonquote van huurders van een woningcorporatie in Noord-Friesland en Zeeland
De mediane woonquote daalde tussen 2018 en 2023 het sterkst voor huurders van een woningcorporatie. Regionaal was in diezelfde periode de grootste daling te zien in de COROP-gebieden Noord-Friesland, Zeeuws-Vlaanderen en overig Zeeland, waar de mediane woonquote van huurders van een woningcorporatie met zo’n 7 procentpunt daalde. De kleinste daling was te zien in Groot-Amsterdam (4 procentpunt). In Groot-Amsterdam stegen de mediane totale woonlasten dan ook het meest, namelijk met bijna 15 procent. Daarna volgden Twente, Agglomeratie Haarlem en Delft en Westland, waar de mediane totale woonlasten van huurders van een woningcorporatie met ongeveer 13 procent stegen. Voor Groot-Amsterdam speelt mee dat de gemeente Amsterdam een deel van de energietoeslag voor 2023 al in 2022 uitkeerde, waardoor de woonquote in 2023 relatief hoger uitvalt.
Regio | Daling woonquote 2023 t.o.v. 2018 (%-punt) |
---|---|
Oost-Groningen | 6,3 |
Delfzijl en omgeving | 6,3 |
Overig Groningen | 6,4 |
Noord-Friesland | 7,0 |
Zuidwest-Friesland | 6,3 |
Zuidoost-Friesland | 6,6 |
Noord-Drenthe | 6,0 |
Zuidoost-Drenthe | 6,8 |
Zuidwest-Drenthe | 6,3 |
Noord-Overijssel | 6,0 |
Zuidwest-Overijssel | 6,0 |
Twente | 5,4 |
Veluwe | 5,8 |
Achterhoek | 5,8 |
Arnhem/Nijmegen | 6,1 |
Zuidwest-Gelderland | 4,5 |
Utrecht | 4,9 |
Kop van Noord-Holland | 5,9 |
Alkmaar en omgeving | 6,3 |
IJmond | 5,0 |
Agglomeratie Haarlem | 4,9 |
Zaanstreek | 5,7 |
Groot-Amsterdam | 4,0 |
Het Gooi en Vechtstreek | 5,5 |
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek | 5,5 |
Agglomeratie ‘s-Gravenhage | 6,1 |
Delft en Westland | 4,6 |
Oost-Zuid-Holland | 5,3 |
Groot-Rijnmond | 5,5 |
Zuidoost-Zuid-Holland | 4,6 |
Zeeuws-Vlaanderen | 7,1 |
Overig Zeeland | 7,0 |
West-Noord-Brabant | 5,5 |
Midden-Noord-Brabant | 5,4 |
Noordoost-Noord-Brabant | 5,6 |
Zuidoost-Noord-Brabant | 6,0 |
Noord-Limburg | 5,8 |
Midden-Limburg | 6,0 |
Zuid-Limburg | 5,6 |
Flevoland | 6,0 |
*voorlopige cijfers |
Aantal huurders van een niet-woningcorporatie relatief het sterkst toegenomen
De groep met de hoogste relatieve woonlasten – huurders van een niet-woningcorporatie – is sinds 2018 relatief sterk toegenomen, namelijk van zo’n 670 duizend huishoudens in 2018 naar zo’n 825 duizend huishoudens in 2023. Dat komt neer op een groei van ongeveer 23 procent. De aantallen eigenaren en huurders van een woningcorporatie zijn in de periode van 2018-2023 beperkt toegenomen met respectievelijk 4 en 1 procent. Huurders van een niet-woningcorporatie zijn met 11 procent wel nog steeds de kleinste groep, gevolgd door huurders van een woningcorporatie (28 procent) en eigenaren (60 procent).
De cijfers komen uit de Woonbase, het nieuwe woononderzoek op basis van integrale gegevensbronnen. De Woonbase is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordering (VRO). Met ingang van 2022 voorziet de Woonbase in de reguliere, jaarlijkse woonquotecijfers van het CBS. De cijfers in dit nieuwsbericht hebben betrekking op particuliere huishoudens in reguliere woningen, exclusief studentenhuishoudens en andere huishoudens die een adres delen.
5 reacties
welke gek heeft dit verzonnen.
Jan met de korte achternaam betaald niet minder en alles is duurder dus dit bericht is alleen voor de rijkere onder ons …..
zoek eens werk implaats van dat gehuil
Mocht je een keer willen klagen…
Zo dus we houden geld over , dacht het niet dit noem ik altijd een zoet houder onderzoek.
Als je uberhaupt wat overhoud ben je het met een keer tanken al kwijt , leuk bedacht maar klopt voor geen kanten.
Je gaat maar fietsen. Of werken.