Geheime verrassing van terminaal patiëntje

Westlanden 26.10.2015 – Kanker bij kinderen is iets waarvan we weten dat het voorkomt. We willen er liever niet direct mee geconfronteerd worden,


maar een ieder van ons kent de beelden van deze kinderen van een tv-uitzending of van een evenement wat wordt georganiseerd om geld binnen te halen voor onderzoek en behandeling van deze kinderen.

Melding: Kind met terminale leukemie.

Ik ben betrokken bij de behandeling van een tienjarig jongetje. Het jochie moet dagelijks voor bestraling naar het ziekenhuis een kleine dertig kilometer verderop. De bestralingen vinden enkele weken achtereen plaats en bijna alle keren ben ik er bij als hij vervoerd moet worden. Hij weet dat hij niet meer beter wordt. Kinderen kunnen snel in hun lot berusten als het ziektes betreft. Dit ventje is tot het laatste moment optimistisch. Ik heb er diepe bewondering voor. Tijdens een van zijn laatste bestralingsritten maakt hij een opmerking gevolgd door een vraag.

Hij is in het geheim bezig met de voorbereiding van zijn eigen uitvaart. Een jochie van tien jaar hè, géén volwassene. Ik moet even slikken. We brengen wekelijks de nodige uren met elkaar door en praten over zijn ziekte en het verloop. Zo concreet als nu is hij niet eerder geweest. Hij zegt: “We hebben deze rit zo vaak samen gereden en je bent een goede vriend van me geworden.” Ik beaam dat en zeg dat ik dat ook zo voel. Hij zegt: “Ik heb meer vrienden, maar die kan ik dit niet vragen en ik wil vragen of jij me wilt helpen.” Ik zeg dat hij alles mag vragen wat hij wil en hij begint zijn verhaal. “Weet je, ik ben al lang ziek en dit is één van mijn laatste bestralingen, nog maar drie keer en dan ben ik klaar. Ik weet ook dat ik nooit meer beter word. Ze bestralen me alleen om te zorgen dat ik geen pijn heb”. Ik knik bevestigend, ik ken na al die maanden zijn dossier van A tot Z. Hij zegt: “Ik zal niet lang meer leven en wil zelf graag wat dingen regelen.”

Ik verwacht dat hij vraagt om ergens naar toe te gaan. Dat heb ik mis. Als ik hoor waar hij hulp bij nodig heeft, voel ik de aderen in mijn hoofd pulseren en zakt de grond onder mijn voeten weg. Of ik hem wil helpen met het maken van zijn rouwkaart. Hij wil er een persoonlijke tint aan geven. Aan mij de eer om hem daarbij te helpen. Ik zeg dat ik dat wil doen en zal zorgen voor de noodzakelijke spullen tijdens de eerstvolgende rit. Hij kijkt me glunderend aan en zegt: “Wil je me echt helpen?” “Tuurlijk jongen, we gaan samen een mooie kaart maken”. Hij kan bijna niet wachten op de volgende rit naar het ziekenhuis. Terwijl hij bestraald wordt wachten wij in de koffiekamer. Ik bel vanuit het ziekenhuis een drukkerij en vraag of ik met een half uurtje langs mag komen om voorbeeldboeken met kaarten te lenen. Als hij klaar is met bestralen vertel ik hem dat we langs de drukker gaan om boeken op te halen. Nu begrijp ik ook waarom zijn moeder er deze keer niet bij is. Hij heeft haar gevraagd of hij voor één keer alleen met de ambulance mee mag. Hij is bezig met een verrassing voor haar en daarom mag ze er niet bij zijn. Zijn moeder heeft hiermee ingestemd.

Op de terugweg pikken we de boeken op en hij vraagt of ze in de auto kunnen blijven liggen tot de volgende dag. Het moet echt geheim blijven. Ik beloof hem dat ik er met niemand over zal praten en schuif de boeken onder de brancard. We leveren hem netjes thuis af en met een knipoog nemen we afscheid. Mijn collega zegt: “Heftig hè, van dat ventje, ik had tranen in mijn ogen staan toen ik jullie hoorde praten.” Ik beaam dat en zeg dat ik ook veel moeite moest doen om me goed te houden. We rijden vanaf het huisadres leeg terug naar de post en ik vraag mijn collega om langs de boekhandel te rijden. Hij knikt en begrijpt zonder woorden de bedoeling. In de boekhandel zoek ik wat pennen en schrijfpapier bij elkaar. Inpakken als cadeautje alstublieft. Het pakketje en een zak snoep verstoppen we in het achtercompartiment van de ambulance.

De volgende ochtend staan we alweer vroeg bij hem op de stoep en hij kijkt me verwachtingsvol aan. Ik geef hem een knipoog en zeg: “Alles dik voor mekaar.” Een brede glimlach komt te voorschijn en hij wipt op de brancard. “Kom op, we gaan, straks komen we te laat”. Hij kan niet wachten tot de deuren achter hem dichtslaan. Als een prins zit hij rechtop op de brancard en ik geef hem het pakketje en de snoepzak. De zak met snoep moet er het eerste aan geloven en hij deelt uit. Het volgende pakketje is aan de beurt en hij begint te stralen als hij de pennen en stiften ziet. “En de boeken?” fluistert hij. “Onder de brancard, kerel. Wil je nu al kijken of op de terugweg na de bestraling?” “Nu gelijk” zegt hij. “Dan kunnen we op de terugweg verder kijken.” Hij bladert door de boeken en is verbaasd over de vele kaarten, kleuren en vormen. Ik heb bewust niet gekozen voor de boeken met deprimerende kaarten met zwarte randen. Hij wil het liefst een kaart met felle kleuren en geinige afbeeldingen, hij heeft een hekel aan zwart.

Na eindeloos bladeren en zoeken vindt hij een kaart die voldoet aan zijn wensen. Ik haal de kaart uit het boek en leg hem apart. De keuze is gemaakt, nu de tekst nog. Schrijven in een rijdende auto moet je gewend zijn en het gaat hem slecht af. Ik zeg dat we op de terugweg ergens zullen stoppen en vraag mijn collega om naar het autostrand te rijden. Daar staat een strandpaviljoen waar je ijs kan halen. Ik heb een kind nog nooit zo blij en gelukkig gezien. Een jochie dat er binnenkort niet meer zal zijn, die ik mag helpen met zijn laatste wens. Ik zal een vriend voor hem zijn. Al likkend aan zijn ijsje vertelt hij wat er op de kaart moet komen. Hoeveel hij houdt van zijn ouders en broertje, zijn opa’s en oma’s, ooms en tantes. En de vriendjes van school waar hij zo mee gelachen heeft. Ik schrijf steekwoorden op zodat we een aanzetje hebben voor de tekst.

Ik bel zijn ouders en zeg dat het vandaag iets later wordt, ik mag verder niks zeggen omdat het een verrassing voor hen is. Ik stel haar gerust en vertel dat we met een ijsje op het strand staan en dat ik straks zal uitleggen wat hiervan de reden is. We blijven een half uurtje op het strand hangen en ik zeg dat het tijd wordt om naar huis te gaan. Zijn ouders zullen ongerust worden als we te lang wegblijven. Hij stopt de kaart met tekst onder zijn shirt en drukt hem stevig tegen zijn borst. Thuis vertelt hij opgewekt dat we op het strand een ijsje hebben gegeten. Hij houdt wijselijk zijn mond over de voorbereidingen. Ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om zijn ouders te vertellen waar we mee bezig zijn, dan zou hij zijn vertrouwen in mij kwijt zijn. Ik neem moeder apart en vertel dat hij met een verrassing bezig is waar ik niet over mag praten van hem. Ik zeg dat hij snel zal vertellen wat de verrassing is en ik vraag haar nog even geduld te hebben. Dat vindt ze prima en er valt een pak van mijn hart. Ik doe het in het belang van het kereltje. Het is niet verboden wat we doen maar het voelt toch wat vreemd voor mij. Ik doe iets waar de ouders niet van op de hoogte zijn, het is een dubbel gevoel. Ik spreek mezelf moed in en denk: Ik doe het voor hem, we zien wel hoe het uitpakt.

De volgende dag gaat zijn moeder mee in de ambulance en hij duwt me een briefje in de hand met de tekst die hij op de kaart geschreven heeft. Het is ontroerend en aangrijpend wat hij heeft geschreven, ik zou het niet beter kunnen verwoorden. Ik fluister hem toe: “En nu? Ga je het aan je ouders vertellen?” “Ja” zegt hij “Straks als we thuis zijn. Wil jij erbij blijven als ik het vertel? Ik vind het keispannend.”

De koffie staat klaar als we hem thuis brengen. Hij kruipt in bed en houdt de tas met spullen tegen zijn borst geklemd. “Mamma, ik heb iets gemaakt samen met hem”, en hij wijst naar mij. “Daarom ben ik soms wat later thuis gekomen”. Vol trots tovert hij zijn kaart met tekst te voorschijn en laat hem aan zijn moeder zien. De tranen stromen over haar wangen als ze de kaart ziet. “Vind je hem zo mooi mamma dat je ervan moet huilen?” “Ja jongen, hij is prachtig, wat een mooie kaart. Heb je die zelf uitgezocht en geschreven?” Moeder en ik wisselden een blik en nu weet ik voor mezelf dat ik er goed aan gedaan heb. Het gaat in de weken daarna snel bergafwaarts. Dagelijks ga ik even bij hem langs om een praatje te maken

Vanzelfsprekend ben ik op zijn begrafenis. Ik ga nooit naar een uitvaart van een patiënt, maar in dit geval is het niet de begrafenis van een patiënt, maar van een vriend…

Meer aangrijpende verhalen?  

Lees mijn boek: http://www.boekenbestellen.nl/boek/maar-ik-heb-helemaal-geen-centjes-voor-de-begrafenis/9789081840002 

R.A. de Jong

Ambulanceverpleegkundige / First Responder

Meer nieuws uit
Zoeken