Den Haag 09.10.2019 – Woensdag heeft minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid het Inspectierapport naar de aanpak van de stalking van Hümeyra door Bekir E.
naar de Tweede Kamer gestuurd, mede namens ministers Dekker (Rechtsbescherming) en De Jonge (VWS). De conclusie van de Inspectie is dat de aanpak van de stalking ernstig tekort is geschoten.
Op 18 december 2018 werd de zestienjarige Hümeyra doodgeschoten bij haar school in Rotterdam. Haar ex-vriend Bekir E., die haar stalkte, wordt hiervoor vervolgd. De Inspectie van Justitie en Veiligheid heeft vervolgens onderzoek gedaan naar het handelen van de betrokken instanties. Het Inspectierapport laat zien dat politie, Reclassering Nederland, Veilig Thuis, het Zorg- en Veiligheidshuis en Openbaar Ministerie onvoldoende aandacht hadden voor de bescherming van Hümeyra. De risico’s werden niet goed ingeschat. Er was een contactverbod, maar dat kon haar stalker herhaaldelijk schenden, zonder dat dit voor hem consequenties had. Er werd onvoldoende samengewerkt tussen de betrokken instanties en regie ontbrak. Volgens de Inspectie heeft Slachtofferhulp Nederland als enige organisatie nadrukkelijk oog gehad voor de aanhoudende inbreuk door Bekir E. op het leven van Hümeyra.
Minister Grapperhaus onderschrijft de conclusie en aanbevelingen van de Inspectie. “Alle betrokken partijen moeten van deze zaak leren. Dat zijn wij aan Hümeyra, haar nabestaanden en de samenleving verplicht.” Het rapport bevestigt de noodzaak om bestaande verbeterplannen voor de strafrechtketen en in de hulpverlening met de grootst mogelijke spoed en urgentie door te voeren in de dagelijkse praktijk. Deze werkwijze sluit ook aan op de aanbevelingen van de Inspectie: zorg voor herkenning, overzicht, communicatie en oog voor het slachtoffer.
Aanvullend hierop worden maatregelen ingevoerd die medio 2020 worden geëvalueerd door de Inspectie. De maatregelen moeten leiden tot een betere herkenning van stalking en het risico daarvan, effectievere veiligheidsmaatregelen voor slachtoffers en een stevigere aanpak van stalkers. Bij iedere aangifte van ex-partnerstalking moet het screeningsinstrument gebruikt worden om direct het risiconiveau te bepalen. Als hier een hoog risico uitkomt, moet de politie direct contact opnemen met OM en Veilig Thuis om veiligheidsmaatregelen te treffen voor het slachtoffer. Ook komt er een zoekmachine die gevallen die niet direct als stalking worden herkend in kaart brengt. Dit is een lijst met potentiele ex-partnerstalkingzaken en kan na een melding of aangifte worden uitgelezen, waardoor het alsnog als stalking kan worden herkend en de juiste acties worden ingezet.
Na herkenning en veiligheidsbeoordeling van een stalking is het van belang om snel te reageren op nieuwe informatie. Binnen het politiebasisteam van het gebied waar het slachtoffer woont zal een casusregisseur het overzicht en regie hebben in de zaak, aanspreekpunt zijn voor collega’s en ketenpartners, en bijsturen en opschalen waar nodig. De overlegtafel (ZSM-tafel) waar dagelijks politie, Reclassering, Slachtofferhulp, OM en eventueel Veilig Thuis samenkomen, wordt de vaste plek waar organisatie-overstijgende regie op een stalkingszaak wordt vormgegeven en bewaakt. Daarnaast krijgt Slachtofferhulp een escalatiemogelijkheid om ernstige zorgen over de veiligheid van slachtoffers direct te delen met vaste contactpersonen bij politie, Reclassering en OM.
Politie en OM gaan eerder en steviger optreden als een stalker een contact-, locatieverbod of andere opgelegde voorwaarden overtreedt. Het is belangrijk dat daders de consequenties van hun gedrag eerder ervaren. De Reclassering zal bij hoog-risicogevallen van ex-partnerstalking altijd de inzet van een enkelband overwegen. Ook worden beschermingsbevelen zichtbaar voor de meldkamers, zodat agenten op straat hier bij een acute melding van weten.