Westlanden 10.11.2014 – Huiselijk geweld is waar agenten helaas regelmatig mee in aanraking komen. Hier het politieverhaal van Piet Kats.
‘Soms vragen mensen of er nog dingen zijn die mij altijd bijgebleven zijn. Ik moet eerlijk zeggen dat ik nergens vreemd meer van op kijk. Voor een schrikbarend hoog aantal hulpverleners is het meemaken van heftige gebeurtenissen onverteerbaar. Bij deze collega’s komt de emmer vol te zitten en ze belanden thuis met PTSS (Post Traumatische Stress Stoornis). Ik kan mij er iets bij voorstellen, omdat sommige incidenten ook mij heftig aangegrepen hebben.
Huiselijk geweld is iets vreselijks, waar we helaas bijna elke dienst mee te maken krijgen. In je veilige leefomgeving je niet veilig voelen. Partners slaan elkaar soms bijna letterlijk de hersens in om luttele zaken. Ik kan mij in sommige situaties soms best voorstellen als bijvoorbeeld één van de partners tot het uiterste gedreven wordt door de andere partner en de stoppen bij hem of haar doorslaan. Maar wat ik niet begrijp is dat hij/zij dan vervolgens zijn/haar woede botviert op het lichaam van zijn/haar partner. Ik zeg altijd dat je bij zo een woede beter het Zuiderpark tien keer kan rondrennen of een hakbijl nemen en een boomstam tot luciferhoutjes slaat en dan rustig bedenkt of de relatie nog zin heeft. Bij mishandeling tast je de lichamelijke integriteit van iemand aan, waardoor deze lichamelijk beschadigd en geestelijk onherstelbaar beschadigd raakt. Bij mishandeling is de vertrouwensband weg en regeert de angst. Angst dat hij/zij weer toeslaat, dus worden bewust (positieve) confrontaties vermeden. Vaak vindt huiselijk geweld plaats nadat één of beide partijen alcohol of drugs gebruikt heeft. Men kan dan vaak niet meer realistisch nadenken.
We krijgen een melding dat iemand ijselijk gegil heeft gehoord in de woning van de buren. Het is een bekend adres waar we al vaker zijn geweest de laatste tijd. Er woont een gezin, bestaande uit vader Kees, moeder Truus en Mien, een kind van een jaar of vier oud. Kees en Truus zijn allebei werkloos en leven van een uitkering. Ze zijn allebei alcoholist en hebben een zogenaamde knipperlichtrelatie. Het gaat een tijd goed en dan gaat het weer mis in de relatie. Truus gaat dan met Mien een tijd weg naar familie, maar komt vervolgens weer terug en trekt weer bij Kees in. Ondanks de vele gesprekken van de collega’s en instanties blijft Truus terugkomen. Kees wordt enkele keren aangehouden voor mishandeling van Truus en het gaat van kwaad tot erger. Truus weigert telkens aangifte te doen, omdat Kees toch nog zo ‘lief ‘ is.
We komen ter plaatse en horen eigenlijk niets, dan alleen het brabbelen van Mien die kennelijk aan het spelen is. We kunnen niet in de woning kijken, dan alleen door de brievenbus. Normaal gesproken zou je zeggen dat we gewoon onze weg weer kunnen vervolgen, omdat het ogenschijnlijk rustig is. Maar gezien de informatie uit het verleden, besluiten we om aan te bellen. Er wordt niet op aanbellen gereageerd, dus besluiten we om gewoon stevig op de deur te bonzen. We horen kleine Mien aan komen lopen en we kijken samen, op onze hurken door de brievenbus. Dan slaat de schrik ons om het hart. We zien, als kleine Mien komt aanlopen, dat ze onder het bloed zit. Ze zet haar vinger tegen haar lippen en zegt : Sstt, mammie slaapt!
Dit is foute boel flitst het door me heen, we moeten zo snel mogelijk naar binnen. Ik zeg tegen Mien dat ze naar mammie toe moet gaan en haar even wakker moet maken, om haar zodoende bij de deur weg te krijgen. Mien dribbelt de gang weer in en hetzelfde moment trapt mijn collega met een paar ferme trappen de deur in. We vliegen de kamer binnen en zien het verschrikkelijke. Truus ligt achterover op de grond, tussen de bank en het raamkozijn gevallen. Haar hele gezicht is bedekt met bloed en er zitten wrijfsporen over het hele gezicht, kennelijk doordat kleine Mien over het gezicht van haar moeder aan het wrijven is geweest. Een grote vaas ligt half aan scherven naast haar hoofd. Ze is kennelijk de hersens ingeslagen met de vaas, flitst het door mij heen. Het is een grote chaos in de kamer. Ik ga op zoek naar Kees en voor ik bij de slaapkamer ben, komt deze waggelend de slaapkamer uit. Hij zegt nog wauwelend : “Het is dat ***wijf haar eigen schuld!”.
In een flits geef ik hem een trap, zodat hij achterwaarts de slaapkamer in valt. Mijn collega, die achter mij aan was gelopen, duikt boven op hem en binnen korte tijd ligt Kees geboeid op de grond. We verzoeken onmiddellijk met spoed om assistentie van collega’s en vragen tevens om een ambulance. Ik ga bij Truus kijken, maar het ziet er niet goed uit. Ze heeft een snurkende ademhaling en heeft flinke verwondingen aan haar hoofd. We komen eigenlijk handen tekort, want mijn collega houdt Kees onder controle en ik moet ook Mien nog in de gaten houden. Gelukkig arriveren de collega’s, die aan mijn stem wel gehoord hebben dat het ernst is, binnen korte tijd en kunnen we Kees aan hen overdragen. Mien zit inmiddels weer bij haar moeder en wil weer knuffelen met haar, dus moet ik haar wegtrekken. Tot overmaat van ramp begint ze te huilen dat ze bij mammie wil blijven. Mijn hart breekt. Ik pak haar vast en probeer haar gerust te stellen. Inmiddels arriveren de ambulancecollega’s en ontfermen zich over Truus, die binnen no-time ingeladen wordt in de ambulance. Met een spoedtransport wordt Truus overgebracht naar het ziekenhuis.
De collega’s van de recherche ontfermen zich over de kleine besmeurde Mien en nemen de zaak van ons over. Op het bureau vang ik nog een glimp van Kees op die naar zijn cel gebracht wordt. Ik koester een diepe haat tegen deze man en steek dit tegenover de collega’s niet onder stoelen of banken. Het is een natuurlijke reactie, maar niet professioneel. Ik word er door bevangen.
Drie dagen na het incident krijg ik te horen dat Truus aan haar verwondingen is overleden.
Na nog een aantal heftige incidenten in een korte periode ontbreekt de lust om nog aan het werk gegaan. Na een tijdje thuis gezeten te hebben krabbel ik weer overeind dankzij de juiste professionele hulp. Voor mij was dit gelukkig maar een korte tijd. Er zijn collega’s die er (bijna) niet overheen komen en reeds lange tijd thuis zitten. Gelukkig is er steeds meer aandacht voor PTSS, wat als een beroepsziekte is erkend.’
Een aanrader om hierover meer te lezen is de link van collega Jacco Bezuijen http://mijnjongensdroom.blogspot.nl/?m=1 of de site van Arthur van der Vlies op http://reflectieinblauw.nl
Bron Politieblogspot.nl