Honselersdijk 10.01.2016 – Ik schrijf deze brief aan een leuk, lief en sportief jongetje. Blonde stekeltjes en met een mooie, stevige fiets.
Ik zag je vanvrijdagavond op die fiets, met je sporttas achterop. Je was alleen en even in je eigen wereldje. Nee, geen telefoon of muziek in je oren. Gewoon, netjes met je twee handen aan het stuur. Licht voor en achter aan. Netjes op het fietspad, waarschijnlijk ietsje te laat naar huis? Je zat misschien met je leuke blonde kop in gedachten aan wat je je ouders zou vertellen waarom je wat later van sporttraining was. En je kunt alles nog navertellen.
Je kan morgenochtend nog vertellen hoe erg je schrok, toen je pardoes door het rode licht reed. Je kunt vertellen dat de twee mensen en de hond in hun gordels hingen. Dat je zag hoe er spullen door de auto vlogen. Ook kun je vertellen dat de man al richting het fietspad, dus weg van jou, stuurde. Richting een grote lantaarnpaal. Maar vertel dan ook dat je vergat te remmen en toch doorreed. De man toeterde, remde en stuurde. De vrouw naast de man gilde met haar hand voor haar mond. Zelfs de auto schrok, want die deed raar en er klonk een piepertje in de auto.
Ik schrijf deze brief, uren later. Ik zag je in een flits van links komen, toen ik met redelijke snelheid doorreed bij een groen verkeerslicht. Er is iets met mij aan de hand, waardoor ik nogal veel om me heen kijk en een hoop dingen zie, die anderen pas later zien. Ik zag je koplamp, blond jongetje en in combinatie met mijn groene verkeerslicht ging er een belletje rinkelen in mijn hoofd. Ondanks dat er voor me geen verkeer reed en ik op kon schakelen naar 60 km/u, wachtte ik daarmee. Daardoor kon ik uitwijken, remmen en toeteren. En meer, want in mijn hoofd rekende ik ook al uit hoe ik je het minst zou kunnen verwonden. Hoe je zo veilig mogelijk op mijn, relatief zachte motorkap zou belanden. Ik keek in mijn binnenspiegel voor verkeer achter mij, wat jou verder zou kunnen aanrijden. Maar ik zag mijn hond, veilig dat wel, in zijn gordel hangen.
Je keek nog even om, geschrokken, maar toch niet helemaal bewust van hoe klein het oog van de naald was, waardoor jij kroop. Je zag de verbijstering en ontzetting niet van de meneer en mevrouw in dat kleine autootje, met die blonde hond op de achterbank. Je fietste door de berm weg van het ogenblik waarop alles voor iedereen anders had kunnen zijn. Je fietste weg omdat je bang was voor een grote mond misschien. Je zag de tranen van schrik niet bij die mevrouw, die pas door had wat er gebeurd was toen alles al achter de rug was. En daardoor echt niet minder schrok.
Op twee meter afstand na, had je vanavond bijna je laatste ritje richting huis gemaakt, zonder er ooit levend terecht te zijn gekomen. Op twee seconden na, had het leven van twee volstrekt onbekende mensen nooit meer hetzelfde geworden, als voorheen. In twee seconden deed die meneer dingen, die voor hem wel twintig seconden leken. Sturen, remmen, toeteren, kijken, berekenen, wachten op de klap en het bloed, kijken hoe zijn vrouw het er afbracht en in zijn spiegel kijkend hoe zijn hond in zijn tuig aan de gordel pardoes gelanceerd werd.
Leuk, lief en sportief jongetje. Leef nog lang en gelukkig, maar stop je wel voortaan voor het rode verkeerslicht bij de Dijkweg/Burgemeester Elsenweg? Want de kans dat je ooit nog eens een meneer of mevrouw treft die daar met 50 km/u door een groen verkeerslicht rijden, is zo erg klein. En dat die mensen iets in hun hoofd hebben wat anderen niet hebben en daardoor net iets sneller reageren op onverwachte zaken, is nog veel kleiner.
Die meneer en mevrouw wilden je nog graag even spreken, maar het moment vlak nadat ze je ‘zagen’, hadden ze teveel tranen van schrik en reden ze bijna verdoofd door.
Dag, leuk, lief en sportief jongetje uit Honselersdijk.