Schipluiden 14.03.2013 – De officier van justitie in Den Haag heeft vandaag tegen zeven verdachten straffen geëist in faillissementsfraudezaken. De rechter deed direct uitspraak.
De officier van justitie hield in al haar strafeisen tegen de verdachten rekening met het belang van de samenleving. De samenleving wordt door faillissementsfraude benadeeld. Zo lopen ondernemers die nog geld behoren te krijgen dit bij faillissementsfraude mogelijk mis. Daarbij verdwijnt allengs het vertrouwen tussen ondernemers en raakt het economische verkeer daardoor ontwricht. Om deze reden wil het Openbaar Ministerie faillissementsfraude aanpakken.
De eerste verdachte, een 38-jarige man uit Zoetermeer werd bij verstek veroordeeld. De man runde een uitzendbureau tussen 2005 en 2010, tot hij failliet ging. De curator verzocht meerdere keren om de administratie, maar die werd niet door de man overhandigd. In de wet staat dat de bestuurders van bedrijven bij faillissement de boekhouding direct en ongeschonden aan de curator dienen te geven. In deze zaak is dit niet gebeurd en daarom is de man strafbaar. De officier van justitie woog ook de persoonlijke omstandigheden mee, zo was de man nooit eerder met justitie in aanraking geweest. De man werd conform eis veroordeeld: hij kreeg 60 uur werkstraf; indien hij deze niet goed uitvoert dan moet hij 30 dagen de cel in.
Een 64-jarige man uit Schipluiden kon geen volledige administratie aan de curator overhandigen: kasboeken en bankafschriften over 2009 en 2010 ontbraken. Uit onderzoek bleek dat de man debiteuren op een gegeven moment facturen liet betalen op zijn privérekening. In totaal werd op de privé rekening een bedrag van € 508.316,10 gestort. Onderzoek wees uit dat de man grote bedragen van deze rekening opnam en dat hij ook bedragen aan privédoeleinden besteedde. In totaal gaat het om een bedrag van € 120.578,39.
De rechter veroordeelde de man overeenkomstig de eis veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden (met een proeftijd van 2 jaar) en een werkstraf van 80 uur.
Een 49-jarige man uit Rotterdam had een bedrijf op zijn naam staan als autoradiospecialist. In 2009 ging het bedrijf failliet. De curator deed in 2011 aangifte toen hij nog steeds geen administratie had ontvangen ondanks meerdere verzoeken. De man zegt dat het bedrijf zonder dat hij het wist op zijn naam is gezet. Hij heeft wel papieren getekend maar dacht dat dit ging om de verlenging van zijn contract.
De indruk van de curator was dat het hier een zogenaamde “katvanger” betrof.
De officier van justitie eiste 60 uur werkstraf waarvan 30 uur voorwaardelijk. De rechter achtte het feit wel wettig maar niet overtuigend bewezen en besloot tot vrijspraak.
De curator deed aangifte tegen een 63-jarige man uit Rotterdam die geen complete administratie kon overhandigen nadat zijn bedrijf failliet was gegaan. De man was onder andere verantwoordelijk voor de exploitatie van tennisbanen. Hij was bestuurder bij het bedrijf van 2007 tot en met 2011. Door het faillissement en de nasleep ervan was de man persoonlijk zwaar getroffen. De officier van justitie eiste een voorwaardelijke werkstraf van 80 uur en deze straf werd ook door de Politierechter opgelegd.
In de laatste zaak die voor de rechter kwam werden ook straffen opgelegd aan drie verdachten: een 46-jarige vrouw, een 55-jarige man en een 52-jarige man. Een kapperszaak ging in 2009 failliet. De ondernemers probeerden nog een doorstart te maken door in de vorm van een stichting verder te gaan, maar dit lukte niet. In 2011 ging ook de stichting failliet. Van beide bedrijven bleek de administratie niet op orde te zijn. De 46-jarige vrouw was samen met de 52-jarige man bestuurder van de stichting. De 52-jarige man had daarbij een kleinere rol en kreeg een voorwaardelijke werkstraf van 40 uur opgelegd van de rechter.
De 46-jarige vrouw kreeg 100 uur werkstraf waarvan 40 uur voorwaardelijk. Zij was niet alleen betrokken bij de stichting maar ook al bij de eerdere kapperszaak. De 55-jarige man was alleen betrokken bij de kapperszaak die in 2009 failliet was gegaan. Hij werd veroordeeld tot 60 uur werkstraf, waarvan 20 uur voorwaardelijk.
De aanleiding voor de aanpak van deze vorm van eenvoudige faillissementsfraude in Den Haag was een signaal in 2010 van de Rechter Commissaris in faillissementen. Zij merkte op dat er sprake was van een aanzienlijk aantal faillissementen waarin de administratie ontbrak of niet op orde was. Daaraan werden geen strafrechtelijke consequenties verbonden. De aangiftebereidheid van curatoren was ook nauwelijks aanwezig: aangiftes die in het verleden wel werden gedaan, werden door politie en OM niet in onderzoek genomen, was de ervaring van curatoren.
In 2009 was ook door de top van het Openbaar Ministerie besloten dat aan deze vorm van fraude meer aandacht diende te worden besteed.
Om deze redenen nam de Haagse officier van justitie die het onderwerp faillissementen in haar portefeuille heeft, het initiatief om het project eenvoudige faillissementsfraude te starten. Bij de financiële recherche van politie Haaglanden en Hollands Midden werd hiervoor capaciteit vrij gemaakt, de curatoren werden ingelicht over de gewijzigde aanpak van politie en OM en zittingsruimte werd gereserveerd bij de Rechtbank.
Het project werpt inmiddels zijn vruchten af: curatoren doen weer regelmatig aangifte van faillissementsfraude en het aantal aangiftes stijgt nog steeds. Er hebben inmiddels vier themazittingen plaatsgevonden en voor 2013 zijn nog drie themazittingen gepland. De politie Den Haag heeft toegezegd het komende jaar 40 eenvoudige faillissementsfraudezaken in onderzoek te nemen.